Tussen boogschutters en bierblikjes ...
- Nikko Norte
- 23 mei
- 11 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 2 dagen geleden
Tumult vannacht. Ik vloog uit bed, was in twee stappen door de woonkamer, stapte de treden af naar de keuken en zag door het raam naast de voordeur van onze grotwoning licht heen en weer bewegen op de patio. Wat er aan de hand was, begreep ik niet, maar hoe er iets aan de hand kon zijn, was klip en klaar. De stalen deur die toegang geeft tot onze ommuurde patio klemt als de zon erop schijnt. Het gebeurt soms dat Heidi en ik ’s morgens vroeg aan het werk gaan, de tijd vergeten en de patiodeur niet open krijgen als we naar de sportschool willen fietsen. Om de problemen te voorkomen waartoe dat al een paar keer leidde, duwen we ’s avonds de patiodeur dicht, maar niet in het slot.
Bruine uniformen met gele logo’s erop. Beveiligers! Met hun maglites schenen ze door het raam in mijn gezicht, knuppels in de hand, en ze sommeerden me naar buiten te komen. Terwijl ik bukte en mijn schoenen aantrok, kwam Heidi naast me staan. Slaperig vroeg ze wat de plannen waren.
“Volgens de Spaanse wet,” antwoordde ik opgewonden, “mag ik geweld toepassen als mijn huis of terrein is afgesloten en iemand zich zonder toestemming toegang verschaft,” waarop Heidi het uitproestte.
“Wat …?” vroeg ik verbolgen terwijl ik overeind kwam en buiten het geschreeuw om mijn overgave luider werd.
“Nik,” zei Heidi, “je hebt een paar bergschoenen aan en verder niks,” en dat was waar hoewel het geen afbreuk deed aan mijn strijdlust. Maar Heidi was voor de voordeur gaan staan en zei: “Luister, we doen wat iedereen zou doen in deze situatie en bellen de politie,” en ze duwde me haar telefoon in de hand. Ik tikte 112 in en sprak met een politieagent, die me verzekerde dat zijn collega’s onderweg waren. Heidi schoof het keukenraam open en zei langs de tralies ervoor: “Señores, hemos llamado a la policía. Está aquí dentro poco.”
De beveiligers gingen ervandoor—lieten de patiodeur wijd open staan—en ik mompelde: “Estará,” waarop Heidi vroeg: “Estará?”
“El policiá estará aqui dentro poco.”
“Oh, wat ben je toch een vervelend ventje. Duw die patiodeur in het slot—er komt toch geen politie vanavond—trek je schoenen uit en kom naar bed.”
Geen politie vannacht. Het is inmiddels één uur ’s middags en ik zit in het gras, mijn rug tegen een vestingmuur, en staar over Antequera, een kleine stad in Andalusië, waar Heidi en ik nu zes weken wonen. Van een buurman leerde ik vanmorgen dat beveiligers iemand achternazaten van wie ze zeker wisten dat hij ons huis was binnengegaan en … 16 september 2024! Vandaag, bereken ik, is het 614 jaar geleden dat de Spaanse prins Fernando de vesting waartegen ik leun op de Moren veroverde.
Medina Antagira heette de vesting destijds en zoals het woord medina al zegt, was Medina Antagira een ommuurd dorp—van zo’n drie- bij vierhonderd meter—niet, zoals het nu lijkt, slechts een vesting. Los van het garnizoen dat de citadel in de medina bemande, leefde er in 1410 zo’n tweeduizend mensen in Medina Antagira en op een enkele akker en boomgaard na was de nu volgebouwde omgeving waarover ik staar ongecultiveerd en onbebouwd.
Al in 1361 vielen de Spanjaarden de medina aan. De Moren sloegen die aanval af en versterkten in de jaren die volgden de muren en torens rond de medina. Fernando begon met de omsingeling van de medina op 26 april 1410. Regen en gebrek aan materieel weerhielden hem ervan de aanval in te zetten, wat de emir van Granada volgens de geschiedenisboeken in de gelegenheid stelde 85.000 strijders op de been te brengen, die op 4 mei zo’n vijftien kilometer van Medina Antagira hun kamp opsloegen. Ik uh… ik probeer me de opmars van 85.000 strijders voor te stellen en realiseer me dat de schrijvers van de geschiedenisboeken zich vergissen. Een troepenmacht van 8.500 strijders die vanuit Granada westwaarts trok, is aannemelijker.
Op een plek waar Heidi en ik regelmatig wandelen en waarvan ik begrijp dat-ie destijds strategisch belangrijk was, kwam het op 6 mei tot een botsing tussen een daar gestationeerd deel van het leger van Fernando, onder leiding van de bisschop van Rojas, en de troepenmacht van de emir van Granada. Rojas en zijn soldaten werden in het nauw gedreven, Fernando schoot hun te hulp en de troepenmacht van de emir vluchtte terug naar Granada.
De poging die de emir daarna deed te onderhandelen, wees Fernando af, omdat hij wist dat de verovering van Medina Antagira hem zou helpen koning van Aragón te worden. De Moren in de medina verijdelden ondertussen een poging van Fernando’s soldaten een tunnel onder de muren door te graven, maar Fernando positioneerde met succes boogschutters op de berghelling tegenover de waterpoort, die door de Moorse boogschutters op de toren naast de waterpoort—hij bestaat nog—niet geraakt konden worden. Geen Moor waagde zich nog naar de Rio de la villa, een beek zo’n veertig meter van de waterpoort, en de bevolking van de medina moest het doen met water uit de enige waterput in de medina. Daarnaast liet Fernando delen van de buitenste twee van de drie grachten rond de medina dichtscheppen en liet hij drie aanvalstorens bouwen. Van elk van twee torens—op karren gebouwd—konden vier kruisboogschutters de Moren op delen van de muren rond de medina bestoken. In de derde toren—ook op karren gebouwd—konden soldaten zich verschansen. Die derde toren helde licht naar voren om over de gracht direct rond de muren van de medina te reiken en op zijn hoogste punt was hij uitgerust met een uitschuifbare loopbrug waarover soldaten naar de trans van een verdedigingstoren konden oversteken.
Op 27 juni was het zover. Volgens de geschiedenisboeken liet Fernando een zwaar bombardement uitvoeren voordat zijn soldaten de medina bestormden. De pothonden die destijds in gebruik waren, waren echter niet geschikt voor het uitvoeren van zware bombardementen en dat de schrijvers van geschiedenisboeken zich vergissen, komt mogelijk door het woord bombarde, dat in Latijnse talen voor pothond wordt gebruikt, waarvan het woord bombarderen is afgeleid en mijn gedachten dwalen naar Afghanistan, waar Nederlandse militairen telkens weer het woord aanval gebruikten als ze ergens een knal hoorden waarvoor ze niet zelf verantwoordelijk waren en het woord vechten als ze na het horen van een knal vanuit hun voertuigen wild om zich heen schoten. Dat leidde in eerste instantie tot journalistieke en later tot geschiedkundige vergissingen en … nondeju! Ik wil niet aan Nederlandse militairen in Afghanistan denken. Ik wil een Moor zijn in Medina Antagira.
Glurend langs opgespannen huiden en kleden zien mijn kompanen en ik en de drie boogschutters met wie we ons op een toren hebben verschanst drie aanvalstorens dichterbij komen. We durfden zojuist nog op te staan om stenen te gooien en te slingeren terwijl de boogschutters tussen de kantelen door hun pijlen afschoten. De aanvalstorens zijn nu te dichtbij en de Spaanse boogschutters zijn akelig accuraat met hun rare, korte pijlen. Boogschutters en dorpsgenoten op de muren onder ons schreeuwen dat de ladders die de Spanjaarden gebruiken om door de droogstaande gracht te klimmen en tegen de muren op te kort zijn. Dat geeft hoop tot uit de grootste aanvalstoren een loopbrug naar ons toe schuift. We zien de Spanjaarden bewegen achter planken op de toren. Dit is het moment dat onze boogschutters vrij spel hebben, maar de Spaanse boogschutters op de andere twee torens zijn zó dichtbij nu dat niemand nog achter onze dekking vandaan durft te stappen. Struikelend over onze eigen benen rennen we de trappen af en we steken het brandbare materiaal waarmee we de afgelopen weken de toren hebben volgestouwd in brand. Al snel slaan vlammen uit de ramen van de toren. Dikke rook waait in de richting van de Spanjaarden en … en … de loopbrug vat vlam. De Spanjaarden trekken zich terug en duwen en slepen de brandende aanvalstoren met zich mee.
Juli, augustus en het eerste deel van september gaan voorbij. We hebben in de medina net voldoende voedsel en water om te overleven, maar we leven voortdurend in angst, deels omdat de Spanjaarden af en toe vanuit lompe machines met een knal grote stenen ballen op ons af laten suizen. Vanaf de muren zien we dat de aanvalstorens zijn herbouwd en versterkt en als stofwolken aan de horizon de komst van versterkingen verraden, weten we dat de volgende aanval niet lang meer op zich laat wachten.
Als die aanval op 16 september komt, beman ik dezelfde toren die ik tijdens de eerste aanval bemande. De Spaanse boogschutters zijn trefzekerder dan ooit en eerder dan ik had verwacht, trekken onze boogschutters zich terug naar de citadel. Een vrouw naast me wordt door een pijl geraakt als ze een steen gooit. Het is een gewone pijl, niet zo’n rare korte, zie ik in een flits voordat ze gillend de trappen afrent. Met vuur kunnen we de grote aanvalstoren vandaag niet bestrijden. De wind staat verkeerd en de Spanjaarden hebben het ding van nog meer huiden voorzien. Als de loopbrug in onze richting schuift, weten we dat we verloren zijn. Mijn kompanen en ik stuiven de trappen af en zoals ons is opgedragen, hakken we met onze bijlen in op de smalle brug over de gracht rond de toren—ook binnen de muren is er een gracht rond die toren. Net voordat de eerste Spanjaard zich in de deuropening laat zien, bezwijkt de brug en zijn de Spanjaarden voorlopig ingesloten in de toren. Als we de muren kunnen behouden, bedenk ik, is er een kans dat we ook deze aanval overleven, maar de Spanjaarden die zojuist onze toren veroverden, kunnen zonder risico hun pijlen op onze mensen op de muren richten en natuurlijk hebben de Spanjaarden vandaag langere ladders.
Ik ren naar een trap om de muur op te klimmen en krijg de schrik van mijn leven. Een Spanjaard kruipt de medina binnen door een afvoergoot voor regenwater in de muur. De Spanjaarden hebben die goot van buitenaf wijder gemaakt! Meer Spanjaarden kruipen de medina binnen. Ik gil, maar niemand hoort me want iedereen gilt en schreeuwt. En overal is rook. Ditmaal zijn de Spanjaarden voor de rook verantwoordelijk. Ze hebben horens en hoeven van dieren op hun vuren gegooid. De zware rook die dat geeft, drijft in onze richting en draagt bij aan de verwarring. Niemand reageert op mijn gegil en het is te laat. Van binnenuit openen de Spanjaarden een poort. Hordes Spanjaarden stormen juichend de medina binnen en … troep! Overal om me heen ligt troep!
Na een urenlange tocht langs overheidsinstellingen wilde ik hier mijn frustratie even van me af piekeren. Ik legde mijn fiets in het gras, ging zitten, mijn rug tegen een vestingmuur, dacht aan het tumult op onze patio vannacht, droomde weg naar 1410 en nu pas merk ik de plastic glazen en flessen op waartussen ik zit. Plastic glazen en flessen, kapot gegooide bierflessen, limonadeblikjes, servetten, zakken van McDonald’s, styrofoam doosjes, kartonnen bekers, pizzadozen, zilverpapier waarin kebab verpakt is geweest, leeggegeten zakken chips en … oh man …
Elke avond weer verzamelen jongelui zich hier en op de stoffige parkeerplaats onder me, smikkelend en smullend, gebogen over hun mobiele telefoons. Afval verdwijnt niet langer in de prullenbakken die links, rechts en overal staan, maar wordt op de grond gegooid en ik grinnik inwendig als ik bedenk dat geschiedenisboeken ooit zullen melden dat Europeanen, om een milieuramp in de kiem te smoren, vanaf 2030 hun huizen nog slechts met speciale toestemming daartoe mochten verlaten, wat in die zin een vergissing is dat de schrijvers van de geschiedenisboeken zullen verzuimen te melden dat ouders, sinds de millenniumwissel, met steeds meer overtuiging de opvoeding van hun kinderen uit handen gaven aan de staat en hun kinderen meer en meer tijd in hun telefoons lieten leven. Van zowel de staat als van hun telefoons leerden kinderen niet dat pizza geen menseneten is en dat wie toch pizza eet de doos ervan in een prullenbak moet gooien, maar leerden ze dat een pizzadoos meer of minder in het milieu geen verschil meer maakt omdat voorgaande generaties, klimaatverandering en nog zowat onzin de ondergang van de mensheid onvermijdelijk hadden gemaakt en … man, ik word soms zo moe van mezelf.
Net voordat Heidi en ik zes weken geleden in Antequera arriveerden, confronteerde Heidi me met de waarheid dat ik geen andere keuze had dan de deur van de samenwerking met mijn uitgever achter ons dicht te trekken. Ik uh… ik had hoog ingezet op die samenwerking maar vond gelukkig snel een andere deur die opende. Het werk achter die deur stapelt zich echter zo hoog op dat ik me afvraag of ik het niet liever met kruisboogschutters aan de stok heb. Daarnaast is het nogal een toer ons hier in Antequera officieel te vestigen en als kers op de taart wist een boekhouder me ervan te overtuigen dat ik me in moet schrijven als zelfstandige en ik grinnik opnieuw inwendig als ik denk aan mijn tijd als zelfstandige in Nederland in een vorig leven.
In stunts grossierde ik! Organisaties van braderieën, dorpsfeesten, Sinterklaasintochten, missverkiezingen en van weet ik wat huurden me in om wat het ook was op te leuken met een spectaculaire actie. Maar uh… ik nam de zaken serieus. Ik huurde een klein kantoor—dat er gelikt uitzag nadat ik het had gesaust en geschilderd en had ingericht met meubels die ik zelf bouwde—en werk kwam van alle kanten op me af. Mijn mechanische typemachine maakte snel plaats voor een elektrische Brother AX-10, die snel plaatsmaakte voor een computer waarop het programma Wordstar was geïnstalleerd. Met groene of oranje letters op een zwarte ondergrond typte ik brieven en offertes, die een daisywheelprinter voor me printte. Een matrixprinter nam de uitgaande rekeningen voor zijn rekening.
Werk kwam uiteindelijk van zoveel kanten op me af dat ik de hal naar mijn kantoor tot receptie verbouwde, waarover Jeannette de scepter zwaaide, een vrolijke wijsneus die ik in dienst nam en die de administratieve rompslomp naar zich toe trok die mijn strapatsen met zich meebrachten. Man, we maakten lange dagen, Jeannette en ik, maar we hadden dikke pret, hoewel er momenten waren dat mijn onvermogen het mogelijke van het onmogelijke te scheiden een schaduw wierp op die pret. Feilloos voelde Jeannette aan wanneer het tijd was voor een interventie. Ze zette in voorkomend geval een kop koffie op mijn bureau, dwong me toe te geven in welke problemen ik me had gemanoeuvreerd en zei: “Luister, rare dwerg, er is maar één manier om problemen op te lossen en dat is dwars erdoorheen,” waarop ik mijn koffie opdronk, de telefoon oppakte of mijn kantoor uit beende en mijn problemen oploste.
Maar de problemen van destijds, een enkel probleem met Wordstar daargelaten, waren analoge problemen. Rug recht—na een reprimande—en dwars erdoorheen. Nu, in Antequera, bevecht ik een zevenkoppige digitale draak. En dat is niet per se wat me frustreert. Het zijn de holle ogen waarmee mensen me in overheidsinstellingen aankijken die me frustreren. Hun hulpeloosheid, die te snel overgaat in passieve agressie …
Ik wil terug naar 1410, maar een vrolijke wijsneus zet een kop koffie op mijn bureau. Als ik toegeef in welke problemen ik me heb gemanoeuvreerd, proest ze het uit en ik realiseer me dat wat ik vandaag de dag problemen noem geen echte problemen zijn. De instellingen die ik vandaag bezocht, bezoek ik opnieuw en opnieuw tot iemand in een beeldscherm het vakje vinkt dat tot nu toe nog niet is gevinkt en Heidi en ik officieel gevestigd zijn in Antequera en ik ben ingeschreven als zelfstandige. Ik weerhoud me ervan het zelf uit te proesten als ik bedenk dat iedereen zelfstandig was in 1410, realiseer me dat ik vandaag nog uren de tijd heb om als een stenen bal uit een pothond een gat te schieten in de stapel werk die op me wacht, spring op mijn fiets, dender de heuvel af naar huis—honderd meter verderop—en denk aan prins Fernando, die vanaf 16 september 1410 een periode geen oorlog meer voerde tegen de Moren omdat hij die oorlog niet kon financieren. Vandaag de dag financiert oorlog een knap uitgedachte indoctrinatiecampagne die mensen ervan overtuigt dat de ondergang van de mensheid onvermijdelijk is en enthousiast betaalt iedereen aan oorlog mee …
Om mijn werk te steunen, kun je je abonneren op mijn nieuwsbrief of een donatie doen.
Lieve groet, Nikko 🙂
Of doneer direct:
ES9430580709052720066355
BIC/Swift: CCRIES2AXXX
t.n.v. Nikko Norte
Dank aan iedereen die al gedoneerd heeft! Jullie maken dit mogelijk.
Wil je mijn blog op social media delen?