top of page

Stampij ...

Bijgewerkt op: 4 okt

Stoer dribbelt Boris naast me door kerstversierde straten en uh… mensen lachen me uit—ik voel het—en ik vind dat gemeen. Ik maak mezelf belachelijk, denk ik dat ik zeker weet dat die mensen denken, door met zo’n kleine hond over straat te gaan. Héél gemeen vind ik dat. En kortzichtig! Mensen weigeren er immers bij stil te staan dat ik Boris identificeer als grote herdershond …

 

Inwendig grinnikend houd ik mijn pas in als Boris aan een gevel snuffelt. Een paar weken geleden vonden Heidi en ik het kereltje—een paar weken oud—uitgehongerd in de bergen ten oosten van het Andalusische Antequera, waar we sinds augustus wonen. Hij knapte snel op en ondanks de wandelingen die we met hem maken en de tijd die we met hem spelen, raast hij hele dagen door het huis. Vandaag neem ik hem voor het eerst mee de stad in en voor het eerst in zijn leven draagt hij een halsband en loopt hij aan een riem. Alles wat hij ziet, hoort of ruikt, lijkt hem te verbazen en als we samen de bank binnenwandelen waarnaar we op weg zijn, denk ik aan de muis die met een olifant op een brug loopt en zegt: “Wat stampen we lekker, hè.”

 

De bankmedewerker bij wie Heidi en ik een rekening openden, kijkt op uit het beeldscherm waarin hij staart. Hij wijst naar Boris, steekt zijn wijzende vinger omhoog en beweegt die vinger heen en weer. Als ik op een van de twee stoelen voor zijn bureau ga zitten, zegt hij: “Honden zijn hier niet toegestaan.”

Pasa nada niks aan de hand,” merk ik op terwijl ik mijn benen kruis, “Lo identifico como un bebé humano ik identificeer hem als een mensenbaby,” en tot mijn verbazing laat Boris zich door zijn achterpootjes zakken als ik “Af” tegen hem zeg. De bankmedewerker kijkt een moment naar het plafond en schudt zijn hoofd en ik verdenk hem ervan dat hij denkt aan de klap die ik op zijn bureau gaf toen Heidi en ik bij hem een rekening openden.

 

Bank na bank liepen we binnen net nadat we in Antequera waren gearriveerd en het speet ons dat we onze Catalaanse bankrekening hadden opgezegd—we woonden in Catalonië voordat we hier belandden. Om die Catalaanse bankrekening te openen, waren we verplicht via de bank een aanvullende zorgverzekering af te sluiten. Heidi en ik maken nooit aanspraak op zorg, maar toen Heidi op die zorg wél een keer aanspraak maakte, bleek er geen verschil te bestaan tussen gewoon verzekerd zijn en ook nog eens aanvullend verzekerd te zijn. Om van die aanvullende zorgverzekering af te zijn, zegden we voor ons vertrek uit Catalonië onze bankrekening op. Maar ook banken in Andalusië verplichten ons voor het openen van een rekening zo’n verzekering af te sluiten. Toen we eindelijk een bank vonden waar we zonder poespas een rekening konden openen, eiste een medewerker dat ons NIE-nummer—een nummer waarmee Europese buitenlanders zich in Spanje bij sommige instanties identificeren—als ID-kaart is uitgevoerd.

 

Heidi en ik vroegen onze NIE-nummers lang geleden aan, in het tijdperk dat NIE-nummers nog op een A4’tje werden geprint. Navraag aan het extranjeria-loket in het politiebureau van Antequera, waar NIE-nummers worden uitgegeven, leerde ons dat als ID-kaart uitgevoerde NIE-nummers niet bestaan. Ik liet de agent die ons van dienst was van zo’n als ID-kaart uitgevoerd NIE-nummer een foto zien, die Heidi op haar telefoon tevoorschijn had getoverd, maar de agent was onvermurwbaar: als ID-kaart uitgevoerde NIE-nummers bestaan niet!

Een oudere agent hield ons staande toen we verbouwereerd het politiebureau uit liepen.

Eres Nikko Norte, no?” vroeg hij vriendelijk.

Si, lo es,” antwoordde Heidi voordat ik iets flauws kon antwoorden, waarop de agent uitlegde dat de collega die ons zojuist van dienst was geweest haar dag niet had en dat NIE-nummers nog slechts als ID-kaarten worden uitgevoerd en uitgegeven en allang niet meer op A4’tjes worden geprint. Hij voegde daaraan toe dat geen instantie het recht heeft ons te verplichten een als ID-kaart uitgevoerd NIE-nummer te laten zien. Nadat ik hem had uitgelegd waarvoor we het nummer nodig hadden, verwees hij ons niet alleen naar de bank die Boris en ik net binnenwandelden, maar ook naar de medewerker tegenover me, die zijn cuñado is, zijn zwager, én een aficionado van de corrida, wat in ons geval, voegde de agent daar met een knipoog aan toe, een voordeel is.

 

Man, in landen die als bananenrepubliek bekend staan en waar ik me in vorige levens periodes ophield, functioneerde het ambtelijke apparaat beter dan in de huidige EU—hoewel ik me in die bananenrepublieken natuurlijk onveilig voelde en in de EU niet—en regelmatig sinds Heidi en ik in Antequera belandden, vraag ik me af of het niet verstandiger was geweest te pretenderen Afrikaanse vluchtelingen te zijn. Toch, toegegeven, was het openen van een bankrekening bij deze bank makkelijk—de agent die ons had aangesproken, had zijn cuñado laten weten dat we ons misschien bij hem zouden melden—ondanks dat het even met makkelijk leek te zijn gedaan toen vriend Cuñado tijdens het intikken van onze gegevens opkeek uit zijn beeldscherm en naar onze politieke voorkeur informeerde. Het had op basis van die vraag alleen niet met makkelijk gedaan hoeven zijn, maar vriend Cuñado voegde eraan toe dat het uitspreken van onze politieke voorkeur geen consequenties zou hebben. Woest had ik een klap op zijn bureau gegeven en ik had geëist dat hij toe zou geven dat de voorkeur die we uitspraken wel degelijk consequenties zou hebben.

Pero …” had hij geschrokken gestotterd.

“Als er geen consequenties zijn, zou de vraag niet worden gesteld en wie die waarheid probeert te esfu… difu… disimilar verdoezelen, es un payaso is een clown y …” “PSOE!” was Heidi me in de rede gevallen. “En wat is stemmen in het Spaans?”

Votar,” had ik verbaasd geantwoord, waarop Heidi had gezegd: “No podemos votar en España we mogen niet stemmen in Spanje, pero somos aficionados del PSOE, maar we zijn liefhebbers van de PSOE.”

Partidarios,” had ik gemompeld.

“Huh…?”

Partidarios, niet aficionados. En de PSOE is een socialistische partij. Daar wil ik al helemaal …” ”Stop met je fratsen, Nik” was Heidi me opnieuw in de rede gevallen. “Het is lastig genoeg om te overleven binnen de EU. We hebben een bankrekening nodig en zolang we in deze bank zijn, zijn we socialisten, zijn we gevaccineerd tegen alles waar je een loopneus van kunt krijgen, vinden we Poetin een nare man en zijn we ons bewust van de invloed die we uitoefenen op het klimaat.”

 

Heidi had gelijk destijds en … “Como te puedo ayudar hoe kan ik je helpen?” vraagt vriend Cuñado en ik zie zijn ogen groot worden. Ik volg zijn blik en zie een wit-bruin hondje als door een wesp gebeten door de bank rennen. Sommige mensen in de rij voor een loket gillen, andere mensen lachen. Terwijl ik opsta, zeg ik tegen vriend Cuñado dat onze rekening is geblokkeerd. Ik gooi mijn bankpas op zijn bureau en loop naar het midden van de bank, blij dat Boris hier zijn kop uit zijn halsband heeft gewurmd, niet op straat. Wat er met hem loos is, weet ik niet, maar af en toe heeft hij een aanval zoals nu. Als een karakter uit een tekenfilm rent hij slippend in het rond en rent hij als Neo uit de Matrix zijdelings stukjes over muren, meubelstukken of bomen. Niks houdt hem tegen tot hij is uitgerend en tot mijn verbazing gaat hij voor mijn voeten op de grond liggen als ik “Boris!” roep. Ik pak hem op, vertel hem dat-ie een brave hond is en ga weer zitten, Boris op schoot.

“Jullie paspoorten zijn verlopen,” merkt vriend Cuñado op, “Ik heb de bankrekening weer geactiveerd, maar tot jullie nieuwe paspoorten hebben, kan de computer jullie rekening op elk moment weer deactiveren.”

“Maar vooralsnog werkt alles weer, toch?” vraag ik voor de zekerheid terwijl ik Boris’ halsband smaller af probeer te stellen en Boris met zijn scherpe tandjes op mijn vingers knauwt.

De momento está todo funcionando vooralsnog werkt alles.

Ik sta op, geef vriend Cuñado een hand, zeg: “Adelante por la izquierda voorwaarts via links, camarada kameraad, y Feliz Navidad en een vrolijk kerstfeest,” en loop met Boris op mijn arm de bank uit.

 

Het regent. Niet hard. Ik zet Boris op de grond, pin twintig euro bij de ATM naast de ingang van de bank en zet koers naar de plaza de toros van Antequera. Vrijdag 20 december 2024. Voor de tweede keer vandaag realiseer ik me hoe ontspannen ik over straat ga.

 

Sinds Heidi en ik in Antequera wonen, lopen mensen tegen me op. Al snel nadat we hier arriveerden, maakte ik er een gewoonte van aan de rechterkant van de weg te lopen, aan de rechterkant van de stoep, mijn rechterschouder tegen de gevels van huizen en winkels, mijn ogen op de grond gericht. Het helpt weinig. Om de haverklap loopt iemand tegen me op en die iemand zoekt vervolgens ruzie. Om botsingen en ruzies te voorkomen, moet ik me als een ballerina over stoepen bewegen en dat gaat me te ver. Ga ik met Heidi de stad in, dan is er weinig aan de hand, gesteld dat Heidi voor me loopt. Loop ik voorop of lopen we naast elkaar, dan gaat het mis en gelukkig heeft Heidi dat zo vaak zien gebeuren dat ze me er niet van beschuldigt dat ik spoken zie.

 

Misschien is het vergezocht, maar ik denk dat een en ander te maken heeft met het gehamer van de gangbare media op mannelijke agressie, waarmee het afgelopen moet zijn. Het thema is overal, voortdurend, en ik vermoed dat dat mensen ertoe aanzet ruzie met me te zoeken. Het maakt niet uit of ik op straat loop of in bijvoorbeeld een supermarkt of in de rij sta voor kassa’s in winkels; een mannelijke kabouter leeft in Antequera in een wonderlijke wereld.

 

Een kennis met wie ik voorzichtig besprak wat ik hier dagelijks meemaak, liet me weten dat waarschuwingen tegen mannelijke agressie logisch zijn omdat femicide in Spanje meer voorkomt dan in andere landen. Ik uh… ik denk dat huiselijk geweld de lading beter dekt—had het woord femicide nooit eerder gehoord—en vind het nogal gemeen en kortzichtig de helft van de bevolking van een land ervan te beschuldigen. Mijn kennis ging er daarnaast aan voorbij dat huiselijk geweld overal steeg waar corona werd gevierd, in Spanje iets meer dan in andere landen omdat de Spanjaarden zich tweeënvijftig dagen in hun huizen lieten opsluiten—zonder dat dat de coronacijfers deed verschillen van landen waar de bevolking nog te agressief werd geacht zich hele dagen in hun huizen te laten opsluiten.

 

Boris maakt van wandelen in Antequera een feest. Niemand wil hem onder de voet lopen en als gevolg daarvan loopt niemand tegen me op. Stoer stampen we langs de plaza de toros. We vinden de stal die ik zoek en kopen een kerstboom. De kerstboomverkoper weigert te accepteren dat hij onze kerstboom niet door een machine hoeft te schuiven die er een net om bindt, maar als ik wat agressiviteit in mijn woorden leg, dimt hij in. Tonnen plastic in het milieu, elk jaar weer, om onze kerstboom makkelijk te kunnen transporteren. Ik denk het niet! Ik slinger de kerstboom over mijn schouder en geef een rukje aan Boris’ riem.

 

Door drukke winkelstraten gaat het in de richting van het kasteel van Antequera, waaronder Heidi en ik wonen, mijn rechterschouder, ondanks het veilige gevoel dat Boris me geeft, tegen de gevels van huizen en winkels. De kerstverlichting boven de straten brandt. 's Avonds is het aangezicht daarvan spectaculair, maar ook nu ben ik ervan onder de indruk. De winkels die niet leegstaan, huisvesten cafés, banken, een enkele makelaar, apotheken, opticiens, nagelstudio’s, kapsalons en door Chinezen bestierde winkels van Sinkel. Door de straten rijden voornamelijk bestelauto's van pakketservices en van het bedrijf Nacex, dat apotheken bevoorraadt, en relatief veel ambulances. De personenauto’s die ik zie, realiseer ik me plotseling, zijn enorm. Vrijwel elke personenauto heeft iets weg van een 4x4 en met een gevoel van weemoed bedenk ik hoe tof het zou zijn als er weer kleurrijke lelijke eenden, Seats 600, Renaults 4, Goggomobils, Trabants en NSU’s door de straten zouden rijden. Dat soort auto’s met een moderne motor! Vijftig kilometer op een liter diesel? Meer? Alleen al de gedachte aan rijden in een kleine auto maakt dat we ons identificeren als ongelukkige mensen. Jammer wel ...

 

En mijn politieke voorkeur? Franco zou mijn voorkeur hebben. Hij zou mijn vrijheden minder hebben beperkt dan de EU dat doet. Vijftig jaar democratie en de EU hebben Spanje aan de rand van de afgrond gebracht. De gangbare media besteden er geen aandacht aan, maar het land staat in brand en als eerdaags de door de EU gesloopte Spaanse economie definitief instort, is de bok vet.

 

Een jaar, hadden Heidi en ik ons voorgenomen, zouden we in Antequera wonen. Voor het einde van dat jaar zouden we in de bergen van Andalusië dat afgelegen stukje grond hebben gevonden waar we als kluizenaars kunnen leven. Een klein hutje—dat we wilden bouwen van oude zeecontainers—en de drie studio’s die we nodig hebben om de video’s ter ondersteuning van De holbewonercode op te nemen. De tijd die we niet zouden schrijven of filmen, zouden we schoffelen en onze kippen en geiten verzorgen. Al snel ontdekten we dat ons plan onzinnig is. Het grondwater in Andalusië is op en schoffelen zonder grondwater is verspilde energie. Al dat grondwater vloeide de afgelopen dertig jaar naar de miljoenen olijfbomen die Andalusiërs in ruil voor subsidie van de EU in de Andalusische wildernis plantten. Het leven van een gesubsidieerde olijfboer is een goed leven, vooral omdat er na de ontvangst van de subsidie geen reden is—en er ook geen mogelijkheden zijn—de olijven te oogsten en pas kortgeleden ontdekten we het waarom van die olijfboomzwendel.

 

Andalusië is in bestaande plannen een energiehub, grotendeels bedekt met zonnepanelen. Als bedrijven zoals Iberdrola de noodzakelijke grond hadden moeten kopen, zou de prijs voor die grond zijn gestegen. Zodra eerdaags de subsidies op olijfbomen worden teruggedraaid, verwerft Iberdrola die grond voor grijpstuivers. Noord-Europeanen subsidieerden de afgelopen decennia dus niet de olijfhandel, maar Iberdrola.

 

Een stukje grond zoeken in de bergen van Andalusië is met oog op de ontwikkelingen misschien onhandig. We hebben daar vrede mee, maar waarheen nu? Boris snuffelt aan een lantarenpaal en dat ik hem dat laat doen, is zeker onhandig. Ik sta immers aan de voor mijn onveilige kant van de stoep. Maar looprichtingafwaarts ten opzichte van de lantarenpaal die zijn geheimen aan Boris prijsgeeft, sta ik redelijk veilig en … een nog jonge maar volumineuze vrouw verlaat de mobieletelefoonaccessoireswinkel waarvoor Boris en ik tot staan kwamen. Ze kijkt even naar de donkere lucht, schuifelt pratend in haar telefoon de stoep over in de richting van de weg en duwt haar boodschappenkarretje tegen mijn been. Op tijd draaide ik me van haar weg en de schreeuw die ze geeft als onze kerstboom haar raakt, doet Boris opschrikken uit zijn olfactorische avontuur. Drie, vier mensen staan plotseling om me heen. Filmende telefoons zijn op me gericht terwijl Volumina tekeergaat. Ik staar naar Boris, die verder snuffelt, en voel me een moment verdrietig als ik me realiseer dat de hele mensheid inmiddels een rol speelt in de Squid Game. Een kleine groep mensen—waaronder de eigenaars van Iberdrola—kijkt lachend toe hoe we ons tegen elkaar laten opzetten en elkaar uiteindelijk naar het leven staan …

 

De mensen om me heen laten hun filmende telefoons zakken als ze beseffen dat ik me niet tot TikTokwaardig gedrag laat verleiden. Ze lopen verder en ik grinnik inwendig als ik besef dat Volumina haar plan de weg over te steken, heeft opgegeven. Nat is Boris nog kleiner dan droog. Wat een kereltje! Zelf ook doorweekt inmiddels geef ik een rukje aan zijn riem en we vervolgen onze tocht, kerstboom over mijn linkerschouder, mijn rechterschouder tegen de gevels van huizen en winkels, mijn ogen op de grond gericht. Ik heb trek in koffie en verheug me op het optuigen van onze kerstboom …


 
 

Met jouw steun kan ik blijven schrijven.

Lieve groet, Nikko 🙂

Of doneer direct:

ES9430580709052720066355

BIC/Swift: CCRIES2AXXX

t.n.v. Nikko Norte

Dank je wel!

bottom of page