top of page

Jolijt aan de universiteit ...

Bijgewerkt op: 6 dagen geleden

Twee keer eerder volgde ik het steile pad naar de ruïne van het kasteel van San Salvador, in het noorden van Catalonië. Twee keer eerder waaide het rond die ruïne zo hard dat ik opgelucht de vijfhonderd hoogtemeters weer naar beneden wandelde, naar het dorp Palau-saverdera, waar mijn wandelingen startte en waar van wind nauwelijks sprake was.

Ā 

Milde wind vandaag en mijn hart bonkt in mijn keel als ik op de verweerde stenen van een afgebrokkelde kasteelmuur ga zitten en onze Stanleythermos uit mijn rugzak pak. Ik vul de dop van de thermos met koffie en laat me overvallen door de pracht van de omgeving. Palau-saverdera, bedenk ik, is misschien een te Olympisch vertrekpunt om hier te belanden, maar wie wat tijd doorbrengt in de buurt van het gebergte van Rodes zal geen spijt hebben van een auto- of busrit naar de ruïnes van Mas Ventós, een eeuwenoude boerderij achter me, om wat te piekeren over het leven dat daar ooit werd geleefd. Te voet naar de ruïnes van het middeleeuwse dorp rond de kerk van Santa Helena. Vandaar naar het klooster van San Pedro en dan de paar meter omhoog naar de plek vanwaar ik nu uitkijk over kaap Creus en de baaien van Selva en Roses.

Ā 

Hoe waren mensen in staat te bouwen wat in een straal van een paar honderd meter om me heen ooit is gebouwd? De vanzelfsprekende zin van het leven van destijds! Wat, in de ons aangeleerde en onterechte zekerheid dat we beter leven dan onze voorouders, doen we vandaag de dag met ons leven? Waarom … Forester, de auteur, grijpt in. Hij houdt mijn gedachten op koers door ze naar de door hem gecreĆ«erde zeeheld Hornblower te dwingen, die tijdens een storm, hier vlak voor de kust, met zijn schip het ontmastte schip van zijn commandant voor de dreigende kanonnen van kaap Creus wegsleepte.

Ā 

Maar juist de gedachte aan de imaginaire storm waarin Hornblower verzeilde, brengt me terug bij de milde wind die werkelijk is en op slag bonkt mijn hart weer in mijn keel. Ik schroef de dop op de thermos, schuif de thermos in een zijvak van mijn rugzak, gooi de rugzak over mijn schouders en wandel tussen laag struikgewas over een pad naar het westen, de zon op mijn gezicht. Rechts van me doemt het klooster van San Pedro op en alles in me gilt dat ik mijn plan op moet geven, de thermos weer tevoorschijn moet halen en op een rotsblok moet gaan zitten om wat te piekeren over het waarom van dat klooster op deze plek, wat te piekeren over … ik ben er! Een klein, steil aflopend grindveld. Mijn hart bonkt harder in mijn keel en mijn maag trekt samen.

Ā 

Als vervreemd van mezelf pak ik mijn paraglider uit mijn rugzak en ik spreid hem uit op het grind. Met trillende handen en struikelend over mijn eigen voeten sorteer ik de lijnen van de glider. Sinds ik mijn enkel brak tijdens een landing onder die glider heb ik niet meer met het ding kunnen vliegen en uh… slim is het niet van een onbekende startlocatie een onbekend vlieggebied in te vliegen zonder dat te doen met iemand die bekend is met de startlocatie en het vlieggebied.

Ā 

De wind komt grofweg uit het zuiden maar is oostelijker dan ik had gehoopt, wat betekent dat de glider, zodra ik hem omhoogtrek, naar links draait. Ik pak mijn jas, hoogtemeter en noodparachute uit mijn rugzak en maak van die rugzak een gordel door hem binnenstebuiten te keren. Ik trek mijn jas aan, hang de hoogtemeter om mijn nek, gesp mezelf in de gordel en gesp de noodparachute aan de gordel.

Ā 

Man, ik ben bang en nadenken is een opgave. Toch kruis ik de lijnen van de glider en gesp ik ze aan aan mijn gordel, mijn rug naar de wind. In elke hand neem ik een stuurlijn en een set A-lijnen. Ik stap achterwaarts, zet druk op de A-lijnen en zie dat de glider met vaart omhoogkomt. IntuĆÆtief laat ik de A-lijnen los en trek ik beide stuurlijnen in om de glider af te remmen. De glider is volledig ontplooid, goed, geen knopen in de lijnen, geen lijn erover, ook goed, en als ik me met een snelle beweging omdraai, zwenkt de glider naar links. Ik laat de linker stuurlijn vieren, trek de rechter stuurlijn in, dribbel roetsjend over het grind naar links, laat me voorovervallen en word opgetild.

Ā 

Ik vlieg—mijn opluchting massief! Mijn hoogtemeter piept erratisch. Hoogte is veiligheid, zeker waar, maar hoe hoog voert de wind me? Op het moment dat mijn opluchting plaats maakt voor angst klinkt in mijn gedachten de stem van meneer Bernardini, een Amerikaan die me in een vorig leven helikopters leerde vliegen.

"Fly the aircraft first," zegt hij. Niet alleen heeft hij gelijk, hij brengt me ook terug bij de essentie van het bestaan. Net zoals dat gold voor de mensen die in vervlogen tijden onder me leefden, beheerst strijd met de natuur mijn leven. Die strijd, besef ik, geeft meer zin aan het leven dan de verzorgde mens er ooit aan zal onttrekken en mijn angst gaat over in focus.

Ā 

De laatste paar decennia—na daar al een langere periode voor te zijn klaargestoomd—hebben we ons in het Westen enthousiast geschikt in onze rol van verzorgde mens. Gemakszucht domineert ons leven en zwelgend in een aangeleerd en onterecht gevoel van veiligheid en zekerheid gaan we eraan voorbij dat we in meer gevaar verkeren dan de mensen die in vervlogen tijden onder me leefden ooit verkeerden en … "Fly the aircraft first!"

Roger!

Ik schik me in de houding die me de beste kansen geeft juist te reageren op wat de natuur voor me in petto heeft. Hoe snel de lucht me ook omhoogvoert, hij is niet turbulent Het kan desalniettemin geen kwaad er rekening mee te houden dat de glider op elk moment in kan klappen. Hoe ik daarop reageer, bepaalt deels wie vandaag als winnaar uit de strijd komt, de natuur of ik. Ik controleer hoe de glider op mijn stuurimpulsen reageert en grijp een paar keer naar mijn noodparachute om niet mis te grijpen als ik het ding nodig heb.

Ā 

Met een schuin oog op het kleiner wordende kasteel van San Salvador vlieg ik een acht. Mijn hoogtemeter blijft piepen, maar ik word nauwelijks naar het noorden geduwd, wat me oplucht tot ik me realiseer dat ik in een luchtlaag kan belanden waar de wind hard genoeg waait om me over het gebergte van Rodes te duwen, Frankrijk in, wat … "Ja, ja," hoor ik mezelf mompelen voordat meneer Bernardini me vertelt wat ik moet doen en ik zwenk naar het zuiden. Al snel worden de intervallen tussen de piepjes van mijn hoogtemeter langer, wat betekent dat ik uit de updraft vlieg, die wordt veroorzaakt door wind die tegen het gebergte van Rodes botst. Ik stuur terug de updraft in, vlieg langgerekte achten tussen Mas Ventós en het kasteel van San Salvador en geniet van de continue dreiging van de natuur tot mijn hoogtemeter me leert dat ik tot meer dan elfhonderd meter boven zeeniveau ben gestegen.


Begin maart 2024, vijf uur 's middags. Op thermiek, om me in de lucht te houden als ik uit de updraft vlieg, hoef ik niet te rekenen en zonder thermiek overbrug ik zelfs van deze hoogte de afstand naar het dorp Roses niet. Maar wat als ik de bergrug onder me naar het oosten volg, in de richting van de Middellandse Zee? Ik blijf dan misschien in de updraft vliegen en houd mijn hoogte vast tot ik een punt bereik vanwaar de oversteek naar Roses korter is.

Ā 

De glider gedraagt zich en mijn uitzicht is fenomenaal. Ik zie waar Hornblower ooit met een batterij scheepskanonnen aan wal ging om kaap Creus over te steken en vanuit een verhoogde positie in de bergen de citadel van Roses onder vuur te nemen. Geen verzorgde mens, mijn vriend Hornblower, en misschien wel omdat ik hem in mijn gedachten in zijn uniform op een geleend paard door de bergen onder me zie draven, denk ik aan mijn eigen uniform, dat bijna een verzorgde mens van me maakte.

Ā 

Nadat ik in tijdelijke dienst van de Nederlandse krijgsmacht uit Afghanistan terugkeerde, stelde de krijgsmacht voor dat ik aan de Defensieacademie een opleiding zou volgen om tot hoofdofficier te kunnen worden bevorderd. Gevleid ging ik akkoord, maar ik ontdekte snel dat het niveau van de opleiding dat van een lagere school niet oversteeg. Daarnaast werden de vier, vijf officieren onder mijn vijftig opleidingsgenoten die in Afghanistan hadden gediend, ontmoedigd over Afghanistan te spreken. Als verzorgde mens in de dop had ik in een en ander moeten berusten …

Ā 

Een HR-medewerker in Den Haag greep in. Hij overtuigde me rust bij de stukken te nemen, beloofde dat ik direct na de opleiding opnieuw zou worden uitgezonden en lekte me een document waaruit bleek dat de opleiding die ik volgde vanwege het niveau ervan binnenkort geherstructureerd zou worden. OkƩ. Vier maanden opleiding. De drie maanden opleiding die me restten, deed ik er alles aan het record rust bij de stukken te breken, maar naarmate het einde van de opleiding naderbij kwam, kreeg paniek me in haar greep. Hechtte ik niet te veel aan mijn uniform, aan de groeiende verzameling medailles en onderscheidingen erop en aan mijn leven als verzorgde mens misschien? Nog een paar weken te gaan en ik zou terug zijn in Afghanistan of afreizen naar Mali in de rang van majoor. Prachtig! Maar wat dan? Gaf de krijgsmacht werkelijk zin aan mijn leven?

Ā 

Op het hoogtepunt van de paniek, die zich uitte in een deprimerend gevoel van zelfverachting, kwam redding uit het niets. Anderhalve week voor het einde van de opleiding stroomde een nieuwe lichting studenten in en het bijwonen van de borrel die daarmee gepaard ging, was verplicht. Ik had met een instromer in Afghanistan gediend en bij wijze van begroeting riep hij me toe: "Ik heb begrepen dat het hier nogal een zooitje is."

Over mijn schouder zag ik drie opleidingsbegeleiders hun hoofd schudden en ik wist dat ik ondanks mijn voorbeeldige gedrag van de voorgaande maanden het haasje was.

Ā 

De volgende vrijdag stond een excursie op het programma naar Vlissingen, waar vijftig officieren in de miezer over een kanaal staarden en onderling steggelden over hoe ze met de imaginaire eenheid onder hun hoede het kanaal over zouden steken—een kanaal dat in november 1944 door geallieerde militairen was overgestoken. De dag werd besloten met een uur vrij-wandelen in Vlissingen en nadat een collega en ik in een cafĆ© van het toilet gebruik hadden gemaakt, reed de bus waarmee we naar Vlissingen waren gereden voor onze neus weg, achtenveertig officieren steggelend met de kolonel die over de excursie de leiding had, wijzend naar mijn collega en mij in de miezer.

Ā 

Met openbaar vervoer reisden mijn collega en ik naar de Defensieacademie in Delft. Vandaar reed ik voor het weekend naar Antwerpen, waar ik destijds woonde, en toen ik me de volgende maandag meldde voor mijn laatste opleidingsweek kreeg ik te horen dat ik—alleen ik—van de opleiding was geschorst omdat ik een bus had gemist. Een advocaat vergezelde me naar Den Haag en terwijl we met HR-medewerkers, kolonels en zelfs een generaal bespraken hoe ik tot majoor kon worden bevorderd en hoe we tegelijkertijd een waarschuwing konden doen uitgaan waaruit bleek dat het type gedrag dat ik tijdens de opleiding tentoongespreid had onacceptabel is, gebaarde mijn advocaat dat hij me onder vier ogen wilde spreken. Samen op een gang vroeg hij me: "Wil jij wel voor deze club werken?"

Nee, was de eerste gedachte die bij me opkwam en dat was wat ik zei.

"Mooi, dan maken we een einde aan de relatie."

Dankbaar bracht ik een paar dagen later mijn uniform naar een kringloopwinkel. Ik kieperde mijn medailles en onderscheidingen in de vuilnisbak en … ruim negenhonderd meter boven zeeniveau leert mijn hoogtemeter me. Het ding piept allang niet erratisch meer, de glider gedraagt zich nog steeds en ik voel me gelukkig. Langzaam zwenk ik richting Roses, waar Heidi en Moos de herdershond op me wachten. Rechts van me zakt de zon naar de horizon en ik ga ervan uit dat de wind snel af zal nemen. Zonder updraftĀ of thermiek heb ik van deze hoogte een kwartier vliegtijd, voldoende om de paar kilometer naar Roses te overbruggen, en ... onrust overvalt me als mijn blik op de citadel van Roses valt. Om die onrust te onderdrukken, dwing ik mijn gedachten naar hoe ik voor de tweede keer in mijn leven ontsnapte aan een mogelijk leven als verzorgde mens.

Ā 

In Afghanistan was ik Psychologie en Cultuurwetenschappen gaan studeren aan de Open Universiteit. Psychologen van de krijgsmacht probeerden voortdurend aan te tonen dat mijn verlengde verblijf in Afghanistan mijn geestelijke gezondheid aantastte. Door met regelmaat te slagen voor universitaire examens—ik studeerde in de bijrijdersstoel van militaire voertuigen die de Afghaanse dasht doorkruisten en deed mijn examens in het Nederlandse Kamp Holland—hoopte ik aan te tonen dat mijn geestelijke gezondheid onaangetast bleef. Het verzamelen van studiecertificaten was net zo verslavend als het verzamelen van medailles en onderscheidingen en twee jaar na mijn afscheid van de krijgsmacht, beide studies bijna voltooid, de afstudeerscripties geschreven, kreeg paniek me opnieuw in haar greep. Wat als het afronden van mijn studies tot carriĆØrevoorstellen van derden zou leiden? Wat als ik me opnieuw gevleid zou voelen? Redding kwam uit het niets.

Ā 

Heidi had een kennis die een man had leren kennen—dementerend, in de tachtig en Quote-500-rijk—in wiens kapitale villa ze was ingetrokken. Heidi en ik werden in die villa uitgenodigd en schrokken van wat zich daar voltrok. De gepredikte liefde bleek voornamelijk het spaarvarken van Heidi’s kennis te gelden en haar dementerende geliefde leefde gedwongen onder omstandigheden die—naar ons oordeel—onmenselijk waren. Onze voorstellen de leefomstandigheden van de beste man te verbeteren, kletterden op de rotsen en kort nadat Heidi de relatie met haar kennis verbrak, werd ze gebeld door een psycholoog, die aangaf in opdracht van Heidi’s kennis te willen bemiddelen in de verbroken relatie. De psycholoog wilde van geen wijken weten en Heidi wond zich op.

"Mag een psycholoog zomaar mensen bellen?" vroeg ze me nadat ze de verbinding met de psycholoog had kunnen verbreken.

"Geen idee," antwoordde ik. "Bel het NIP als je het weten wilt."

Het NIP adviseerde Heidi een klacht in te dienen. Heidi diende die klacht in, de psycholoog werd berispt en kort daarop werd ik gebeld door een docent van de Open Universiteit.

Ā 

Een paar achtereenvolgende zaterdagen was ik naar Gent, in Belgiƫ, gereisd om daar een van mijn laatste modules van mij psychologiestudie af te ronden: het tweede deel van de module klinische gespreksvoering. Voor het eerste deel was ik geslaagd met een 8, maar de opdracht voor het voltooien van het tweede deel, aldus de overigens Nederlandse docent die me belde, had ik zo slecht gemaakt, dat ze me aanraadde met mijn studie te stoppen.

"Eigenaardig," antwoordde ik beleefd. "Ik lever nooit slecht gemaakte opdrachten in en heb dat ook dit keer niet gedaan. Evengoed kunnen er tientallen redenen zijn waarom zelfs een bijna afgestudeerde student een keer blundert en zoals iedere student heb ik recht op een herkansing."

"Nee, nee, geen herkansing. Ik heb een collega naar je werk laten kijken en die is het met me eens."

"Mooi. Maar ik vermoed dat u me de naam van die collega niet gaat geven en het kost mij een minuut om de opdracht die ik zo slecht heb gemaakt naar alle docenten van de OU te mailen. Misschien besteden we die minuut beter als we de details van mijn herkansing bespreken."

In de veronderstelling dat de wereld klein is, raadpleegde ik Google, nadat de docent en ik de verbinding hadden verbroken, en binnen een paar seconden leerde ik dat de meisjesnaam van mijn docent gelijk was aan de achternaam van de voorzitter van het NIP. Nog wat gegoogel completeerde de puzzel.

Ā 

Nadat ik voor mijn herkansing was geslaagd met een 6—een hoger cijfer wordt voor een herkansing niet gegeven—maakte ik dankbaar een einde aan mijn relatie met de Open Universiteit. Ik weerhield mezelf ervan de stapel studiecertificaten die ik had verzameld in de vuilnisbak te kieperen en … ruim tweehonderd meter boven zeeniveau leert mijn hoogtemeter me. De citadel van Roses pal zuid van me op een afstand van zo’n vierhonderd meter. Alles in me gilt dat ik mijn plan op moet geven ...

Ā 

Om uit de mogelijke turbulentie achter de ingang van de citadel te blijven, houd ik nauwelijks ruimte over om te landen in de citadel. Een restje thermiek tijdens mijn eindnadering en ik vlieg over de ruimte die ik heb—met alle gevolgen van dien. Toch weet ik dat ik het kan. Focus! Dat beetje focus in de strijd met de natuur dat de zin van het leven vanzelfsprekend maakt. Maar ik moet ook rekening houden met de verzorgde mens—geüniformeerd als het geluk zich tegen me keert—met wie ik onvermijdelijk te maken krijg als ik land in de citadel van Roses. Zwichten voor gemakzucht en zwelgen in een aangeleerd en onterecht gevoel van veiligheid en zekerheid geven zin aan het leven van de verzorgde mens wiens primaire emotie, in het geval van een confrontatie met iemand die zich niet naar de norm gedraagt, verontwaardiging is—die snel overgaat in woede.

Ā 

Na een lange strijd met vier Franse linieschepen die door de Engelse blokkade voor de haven van Toulon waren gebroken, zijn schip, de Sutherland, tot pulp geschoten, gaf Hornblower zich over in de baai van Roses. Ik geef me niet graag over, zeker niet aan de verzorgde mens, want … met een vreemd gevoel van trots zwenk ik naar het westen, de zon nu gedeeltelijk onder de horizon. Drie, vier velden waar ik kan landen en waar ik mijn glider in kan pakken voordat iemand me met verontwaardiging of woede confronteert …


Ā 
Ā 

Met jouw steun kan ik blijven schrijven.

Lieve groet, Nikko šŸ™‚

Of doneer direct:

ES9430580709052720066355

BIC/Swift: CCRIES2AXXX

t.n.v. Nikko Norte

Dank je wel!

bottom of page