A license to kill …
- Nikko Norte
- 26 sep
- 9 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 4 okt
R.I.P.
Charlie
Achteloos gooit een van de drie mountainbikers die ik passeer de wikkel van de reep die hij eet op de grond. De drie zitten in hun felgekleurde outfits op de rand van een stenen watertrog waar bronwater in- en uitstroomt en waar boeren in een nabij verleden dagelijks hun geiten en koeien naartoe dreven om ze te laten drinken. De mountainbikers drinken uit hun bidons en eten hun repen en wie vindt dat ik een sukkel ben omdat ik doorfiets, heeft gelijk. Maar het gaat even niet zo goed met me en het laatste waar mijn hoofd naar staat, is een rel over reepwikkels die op de grond worden gegooid.
15 Juni 2025. Zondag. Het regent niet meer in Andalusië. Dagenlang is het onbewolkt en de temperatuur stijgt snel. Dat is even wennen hoewel het nu, halftien in de ochtend, nog aangenaam fris is. Alles wat kan bloeien in Andalusië bloeit, kleuren zover ik kan kijken. Man, ik ben gek op bloemen en kleuren en wie vindt dat ik een sukkel ben omdat ik van de bloemen- en kleurenpracht die me omringt niet geniet, heeft ook gelijk. Maar ik zie scheel van de pijn, nondeju …
Zo’n tien maanden wonen Heidi en ik in Antequera, een kleine stad in Andalusië. Druk met schrijven en vertalen en deels door de aanhoudende regen—elke paar jaar, herinner ik me van eerdere periodes die ik in Andalusië woonde, is het hier raak voor wat die regen betreft—kwam er weinig van fietsen. Ik werkte vanmorgen een paar uur aan een vertaling, stippelde een rondje uit van zo’n veertig kilometer en denderde door smalle straten heuvelaf Antequera uit. In topconditie voelde ik me niet, maar tot net voor de Boca del Asno, de bek van de ezel, een zadel tussen twee bergruggen acht, negen kilometer van huis, was er weinig aan de hand. Net voorbij de Boca del Asno ging het mis.
Al jaren heb ik af en toe pijn in mijn lies en al jaren maak ik mezelf wijs dat het een psoasspier is die strapatsen maakt. Strikt genomen, zou dat kunnen. Stress stimuleert psoasstrapatsen en vrij van stress zijn Heidi en ik de afgelopen jaren niet geweest. Toch waren onze eerste maanden in Antequera relatief stressarm. Zonder haast maar zonder pauze werkten we aan onze boeken tot we werden verrast met een voorstel van een Nederlandse journalist die een uitgeverij startte. Hij stelde voor Heidi’s boek en de herziene tweede drukken van mijn boeken uit te geven. Dat ontlastte onze Spaanse uitgever—die zou zorgen dat ons werk in Nederland beschikbaar blijft—maar belastte ons omdat er plotseling haast was bij het voltooien van ons werk. Mijn psoas strapatste licht en strapatste explosief toen twee maanden later de stekker uit de aanstaande uitgeverij werd getrokken en ik dat Mansoor Adayfi moest laten weten.
Ingewikkeld misschien, maar Mansoor Adayfi, een knaap uit Jemen, werd kort na 9/11 op negentienjarige leeftijd in Afghanistan gevangengenomen. Onder onmenselijke omstandigheden bracht hij de daaropvolgende veertien jaar door in de Guantánamo Baygevangenis. Verplicht woont hij sinds zijn vrijlating in Servië, waar ik hem ooit interviewde. De Nederlandse journalist had me gevraagd Mansoor te vragen of hij Mansoors boek Don’t forget us here in Nederland uit mocht geven. Mansoor was superblij met het voorstel dat ik hem kon doen en nadat de stekker uit de aanstaande uitgeverij was getrokken, kostte het me weken—mijn psoas strapatsend als nooit tevoren—voor Mansoor een andere Nederlandse uitgever te vinden. Een paar dagen geleden was alles in kannen en kruiken. Ik kreeg groen licht met de vertaling van Mansoors boek te beginnen, mijn psoas viel terug op licht strapatsen en … een 4x4 passeert me langzaam. Wit spatbord, olijfgroene deur …
“Por qué no llevas casco waarom draag je geen helm?” bijt een Guardia Civilagent me vanuit zijn open raam toe.
“No tenéis nada más importante que hacer hebben jullie niets belangrijkers te doen? Net voor de Boca del Asno vroegen jullie collega’s me hetzelfde.”
“Y sigues pedaleando en je fietst verder?”
“Logicamente,” antwoord ik terwijl de bestuurder van de 4x4 op me in stuurt en ik hard rem. De 4x4 staat schuin voor me op de weg. Ik voel me een klemgereden bankovervaller.
“Logicamente?”
“Logicamente,” herhaal ik. “Tu trabajo jouw werk is het garanderen van de veiligheid van de maatschappij. No tienes nada que ver con mi seguridad personal met mijn persoonlijke veiligheid heb je niets te maken tenzij iemand het op me gemunt heeft como tu compañero al volante zoals je collega achter het stuur. Multa me o largate bekeur me of sodemieter op,” en ik slik het woord imbécil in, dat mijn drift me aanmoedigt te gebruiken. Maar vriend Boterletter geeft niet op en wauwelt net als de agenten die me tien minuten geleden aanhielden over de zorg die ik overbelast als ik van mijn fiets val.
“Te falta un tornillo zit er een schroef bij je los? Als je wilt voorkomen dat fietsers de zorg belasten, moet je zijwieltjes aan fietsen verplicht laten stellen. Als je je druk maakt om de zorg blokkeer je de toegang tot de McDonald’s in plaats van dat je gezonde, sportende mensen lastigvalt en als je …” Uit mijn ooghoeken zie ik drie mountainbikers op ons af fietsen.
“Espera wacht!” roep ik naar vriend Boterletter voordat ik onder protest van mijn psoas van mijn fiets stap, die fiets in de berm in het gras laat vallen, naar de achterkant van de 4x4 hink en de drie mountainbikers gebaar dat ze halt moeten houden. Terwijl de twee Guardia Civilagenten in de 4x4 uitstappen, zeg ik tegen de drie mountainbikers: “Señores, necesito el código DIN de sus cascos ik heb de DIN-code van jullie helmen nodig y prueba de la fecha de compra en bewijs van de aankoopdatum.”
Mensen stappen uit auto’s die voor en achter ons op de smalle weg tot stilstand komen en de mêlee is in een mum van tijd compleet. Iedereen schreeuwt en de collega van vriend Boterletter pakt me bij een schouder. Hij schudt zijn hoofd en zegt: “Hombre, qué follón estás formando wat voor waanzin ben je aan het creëren?”
“Mira kijk,” leg ik uit terwijl iemand in een volgende auto die aan komt rijden wild claxonneert, “als we de zorg willen ontlasten, tenemos qué estar seguro moeten we er zeker van zijn dat iedereen een helm draagt die aan de norm voldoet en die niet ouder is dan twee jaar.”
De agent draait zich van me weg, gebaart de fietsers door te rijden, gebaart de automobilisten terug in hun auto’s en gebaart zijn collega terug in de 4x4. De fietsers, op hun elektrische mountainbikes, zijn nog sneller weg dan de auto’s. Als ook de 4x4 van me wegrijdt, laat ik de bloemen- en kleurenpracht die me omringt op me inwerken en grinnik ik inwendig om hoe druk ik me weer heb gemaakt. Maar het grinniken vergaat me als ik de eerste stap zet in de richting van mijn fiets. Niet alleen mijn rechterlies is verkrampt, maar ook mijn rechterbil. Pijn straalt uit naar mijn been en ik weet wat er loos is. Mijn psoas én mijn piriformis hebben zich overgegeven aan de stress van zo-even en die piriformis beknelt nu mijn sciaticazenuw. Rekken en strekken heeft geen zin en als een bejaarde laat ik me naast mijn fiets in het gras zakken. Ik schud mijn rugzak van mijn schouders, pak mijn Stanleythermos uit de rugzak, schenk koffie in de dop ervan en drink koffie terwijl ik tot rust kom. Ik ga op mijn rug liggen, trek voorzichtig mijn knieën op en staar piekerend naar de blauwe lucht.
Nu mensen me niet langer achternazitten met prikjes waarvan ze veronderstelden dat ze me zouden behoeden voor de mogelijk catastrofale gevolgen van een besmetting met een voor mij onschuldige griepvariant zitten ze me achterna vanwege een helm die ik niet draag in situaties waarin ik het recht heb zelf te bepalen of ik de pseudobescherming van een helm ambieer. Klettersteigen, rotsklimmen, skiën of fietsen, het maakt niet uit. Helm, helm, helm is het credo en opnieuw grinnik ik inwendig als ik denk aan de mêlee die het gevolg was van mijn weigering een badmuts te dragen toen ik laatst wat baantjes wilde trekken in een zwembad. En ook nu vergaat het grinniken me. Dit keer omdat ik terwijl een wolk voor de zon schuift aan mezelf toegeef dat de wereld die ik dacht te kennen, is opgehouden te bestaan.
De top van de kapitalistische piramide past met naadloze precisie een verdeel-en-heerspolitiek toe die de wereld niet meer verdeelt in links en rechts, maar in vertrouwend op emoties en vertrouwend op rede en logica. Een en ander lijkt sinds de millenniumwissel in een stroomversnelling te zijn geraakt en een hele generatie is inmiddels vervuld van de gedachte dat we alles wat we willen, kunnen hebben, bereiken en zelfs zijn, dat onze emoties een voldoende goed kompas vormen om ons handelen op te baseren en dat we het gelijk aan onze zijde hebben als we ons aangevallen voelen—wat onherroepelijk het geval is als we met rede en logica worden geconfronteerd.
Ik uh… ik geloof in willen, heilig—schreef er boeken over—maar in het willen dat de religie van vandaag de dag lijkt te zijn, geloof ik niet en ik geloof al helemaal niet dat onze emoties een voldoende goed kompas vormen om ons handelen op te baseren. Maar de verdeel-en-heerspolitiek die het huidige maatschappelijke schisma aanwakkert, gaat ver, leerde ik uit een document, uitgegeven voor intern gebruik door de Nederlandse politie, waarvan een vriend me een kopie stuurde. Politieagenten, in dat document, worden erop attent gemaakt hoe ze mensen zoals ik kunnen herkennen. In hetzelfde document worden politieagenten erop gewezen hoe ze om moeten gaan met mensen zoals ik, mensen die praten over bijvoorbeeld een elite, die ik de top van de kapitalistische piramide noem, over covid, over het WEF en over het stikstofbeleid en die zich wegbewegen van gezag—waarschijnlijk zoals ik me wegbeweeg van slap ouwehoerende Guardia Civilagenten en badmeesters.
Veel van het gedrag waarop de politie volgens het document alert dient te zijn, komt op mij over als gedrag dat op rede en logica is gebaseerd en op zelftoereikend zijn. Zo is het praten over of het hebben van een moestuin—ik moest het twee keer lezen om het te geloven—iets waaraan mensen zoals ik kunnen worden herkend. En met mensen zoals ik moet gepast worden omgegaan om te voorkomen dat ze radicaliseren en hun toevlucht zoeken tot extremisme of zelfs terrorisme. Vreemd! Van alle mensen die ik ken en van wie de meeste slechts rede en logica erkennen als factoren om handelen op te baseren, ben ik de driftigste. Maar geweld pas ik slechts toe als ik of iemand in mijn nabijheid die zich niet kan verweren fysiek wordt belaagd. Veel mensen daarentegen die op emoties vertrouwen als nimmer falend kompas lijken in de geringste confrontatie met rede en logica een license to kill te zien.
Weer een wolk voor de zon. Ik heb het plotseling koud! Ik kom half overeind, stop de thermos terug in mijn rugzak, gooi de rugzak over mijn schouders en vecht mezelf verder overeind. Radeloosheid overheerst de pijn. Er zit eenvoudigweg geen beweging meer in mijn heup. Fietsen kan ik vergeten. Voorzichtig pak ik mijn fiets uit het gras en even voorzichtig zet ik de eerste stappen op de weg naar huis.
Drie kwartier naar de Boca del Asno? Een uur? Ik drink water uit een stenen watertrog, prop twee reepwikkels die ik opraap van de grond in een pijp van de wielrenbroek die ik draag en strompel verder. Mijn gevoel voor tijd ben ik kwijt, maar de temperatuur loopt op. Vanaf de Boca del Asno gaat het een paar kilometer heuvelaf, wat mijn gestrompel nog pijlijker maakt, realiseer ik me op het moment dat een 4x4 me langzaam passeert. Wit spatbord, olijfgroene deur. Een arm op de sponning van een open raam. Een vuist balt zich en een vinger komt omhoog terwijl ik in mijn gedachten CIA-agenten zie die mijn vriend Mansoor in een black site in Afghanistan in een oliedrum proppen. Ze sluiten de oliedrum af en rollen hem rond met Mansoor erin. Niet omdat het moet, maar omdat het mag. Muziek van de film First Blood roert zich in mijn hoofd en ik herinner me wat tekst.
It's a long road, when you're on your own,
and it hurts when they tear your dreams apart.
Every new town just seems to bring you down,
trying to find peace of mind can break your heart.
It's a real war,
right outside your front door, I tell you.
Out where they'll kill you,
you could use a friend …
Door een mist van tranen zie ik een witte Berlingo op me afrijden. Een wit-bruin hondje staat aan de bijrijderskant met zijn voorpootjes op het dashboard. De Berlingo komt voor me tot stilstand. Een deur gaat open en Boris de terriër, negen maanden oud, springt op het asfalt. Hij rent op me af en springt piepend tegen me op terwijl Heidi uitstapt en zegt: “Ik zag de Guardia Civil net rijden. Is het eindelijk voorbij, fietsen zonder helm? Dat zal rust geven in ziekenhuizen.”