Rats, boem, pats …
- Nikko Norte
- 21 apr
- 10 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 2 dagen geleden
Het is een vreemd gezicht Heidi alleen op een stenen bankje in haar dagboek te zien schrijven in deze middeleeuwse omgeving. Twaalf jaar lang zat Moos de herdershond naast haar in vergelijkbare situaties. Moos overleed een paar maanden geleden en uh… Heidi zonder hond, realiseer ik me met een steek, is een halve Heidi.
“En?” vraagt ze als ik naast haar ga zitten. Ik kijk even op naar de Tour César en rommelend in mijn rugzak voor wat ik nodig heb om thee en koffie te zetten, antwoord ik: “We kunnen het kasteel bezoeken, maar we moeten kaartjes kopen bij het office de tourisme. Dat is waar de auto staat.”
“Jammer. Volgende keer dan. Ik wil hier wel een keer terugkomen. Leuk stadje.”
Water raakt aan de kook in een ketel op onze gasbrander als ik van onder mijn oogleden twee paar zwarte combat boots halt zie houden in het gras voor ons. Ik kijk op en doe mijn best niet in de lach te schieten. Twee gendarmes kijken van onder baseballcaps op me neer, armen gekruist over onnodig veel uitrustingsstukken aan kogelwerende vesten. Niemand zegt iets en dus wijs ik naar mijn wenkbrauwen en vraag ik vriendelijk: “C’est obligatoire dans la police, épiler et … et pei… teindre les … les sourcils?”
Ik verwacht een uithaal van Heidi, maar in plaats daarvan slaat Heidi haar dagboek dicht, zet ze haar ellebogen op haar knieën en verstopt ze haar gezicht in haar handen terwijl een van de twee agenten zegt: “C’est interdit de faire du feu ici het is verboden hier vuur te maken.”
“Je fais du café et ce n’est pas interdit ik maak koffie en dat is niet verboden.”
De agenten kijken elkaar aan, mompelen iets en als ze doorlopen, gaat Heidi weer rechtop zitten. Hoofdschuddend kijkt ze me aan en ze vraagt: “Hoorde ik je die twee nou iets vragen over hun wenkbrauwen?”
“Metromannen in een politie-uniform! Gemanicuurde handjes, gecoiffeerde baardjes, van crème glimmende gezichtjes en geverfde wenkbrauwen. Het is toch om je dood te lachen.”
“Ja, het is om je dood te lachen, maar misschien is het tijd dat je stopt de idioot uit te hangen en misschien moeten we het even hebben over wat je dwarszit.”
Ik giet water op de koffie in de filter op mijn Stanleythermos en mompel: “Hoezo zit me iets dwars …?”
“Nik, ik ga net een winkel in om een nieuwe balpen te kopen. Ik kom die winkel weer uit, zie een man uit een bakkerij tuimelen, zie jou die bakkerij uitkomen en zie die man er als een haas vandoor gaan. Wat deed je in die bakkerij?”
Ik giet nog wat water op de koffie, giet het water uit Heidi’s thermos in de ketel, zet de ketel op de brander en antwoord: “Ik uh… ik wilde twee croissants kopen.”
“Twee croissant kopen! We eten nooit croissants!”
“Dat weet ik ook wel, maar we zijn in Frankrijk, in Provins, leuk stadje zeg je net zelf. Ik hoorde een klok elf uur slaan en we hadden nog niet ontbeten omdat onze noten op zijn. Daarnaast had je het niet echt naar je zin vannacht in dat grotje, dus ik dacht: laten we een keer gek doen en croissants eten bij de koffie.”
“Wat is dat nou voor onzin! Je hebt het al jaren over een grot waar je altijd sliep als je met een vriend ging rotsklimmen. Ik vond het super toen we daarnaartoe klauterden en ik heb prima geslapen. Maar ik wist niet dat je je touw en onze gordels had meegenomen om me dertig meter te laten afdalen. Ik wist ook niet dat ik daarna een uur bergop moest klauteren naar dat cafeetje waarvan je zei dat het zo gezellig was en dat natuurlijk gesloten was om zeven uur ’s morgens. En waar zijn die croissants dan?”
“Die gingen niet door, want de vrouw achter de toonbank trok plastic wegwerphandschoenen aan voordat ze onze croissants pakte. Ik zei dat ik het onzin vind dat er wegwerphandschoenen in het milieu belanden om mij twee croissants te geven.”
“En toen kreeg je geen croissants meer?”
“Dat weet ik niet, maar ze ging nogal tekeer. Voordat ik de zaak kon sussen, pakte iemand me van achteren bij mijn schouder en uh… rats, boem, pats, zeg maar.”
“En die iemand kan dat niet vriendelijk hebben bedoeld? De twee maanden die we in Nederland waren, was er geen land met je te bezeilen. Je was weer helemaal het mannetje gisteren in de auto, maar als het zo doorgaat, halen we Spanje niet. Ik weet wat je dwars zit, jij weet wat je dwars zit en ja, ik denk dat we het daar even over moeten hebben.”
Ik kijk opnieuw op naar de Tour César, besef dat ik honger heb, pieker over een mop die ik kan vertellen om ons gesprek een andere wending te geven en zeg: “Toen quasi modo …” “Luister,” valt Heidi me in de rede, “we waren in Nederland omdat je uitgever uitnodigingen voor podcasts zou regelen waarin je je boek over gezondheid kon promoten. De enige podcast waarin je terecht kwam, was zijn eigen podcast waarin nota bene het roken van sigaren en het drinken van whisky wordt gepromoot. Twee maanden lang heb je niet gewerkt aan je volgende boek of aan blogs, maar heb je artikelen geschreven en geredigeerd voor een blad dat je uitgever uitgeeft. Prachtig, die rare pitbullmentaliteit van je, maar op een dag zul je toe moeten geven dat je een vergissing hebt gemaakt en dat je los moeten laten.”
“Een uitgever,” raast Heidi door, “hoort boeken te verkopen; jouw uitgever verkoopt prullaria voor sigarenrokers. Een uitgever hoort zijn schrijvers te promoten; jouw uitgever promoot zichzelf. Een uitgever hoort neutraal te zijn in zijn opinies; jouw uitgever verkondigt de laatste tijd opinies waar jij van griezelt. Jouw boeken worden uitgegeven door een stichting. De fondsen van die stichting horen gebruikt te worden voor het promoten van schrijvers en boeken, voor boekenbeurzen, voor marketingcampagnes naar de boekhandel, niet voor het opstarten van een bedrijf dat sigarenprullaria verkoopt, voor privéverbouwingen, voor een auto- en horlogecollectie en voor dure kleding. Van het geld dat de sigaren kosten die per week worden gerookt, kan een modaal gezin een maand leven, maar als het woord commissie valt, breekt de pleuris uit.
“Ik kan nog wel wat zaken opsommen, maar schrijvers nemen een voor een afscheid en in plaats van dat ook te doen, bijt je je harder vast in de waanzin. Dat is wat je dwarszit! Je hebt genoeg aanbiedingen als het op uitgevers aankomt en ik ben het zat. We worden nu al vijftien jaar door pech achtervolgd. Ik kan daar best om lachen, zoals ik vanmorgen ook kon lachen toen ik aan een touw boven de Maas bungelde, maar ik wil weer een leven opbouwen en dat gaat niet op deze manier.”
Toch geen halve Heidi vandaag, bedenk ik—trots—terwijl ik rooibos in een zakje schep, kokend water in Heidi’s thermos giet, het zakje erin hang en de dop zo op de thermos schroef dat het zakje klem komt te zitten onder de dop. En uh… Heidi heeft gelijk. Veel tijd te verzinnen hoe ik dat toegeef, krijg ik niet, want Heidi vraagt: “Dus?”
“Dus nemen we ons verlies en beginnen we opnieuw.”
“Kijk, dat hoor ik graag. Maar houd er rekening mee dat je je boeken moeten herschrijven en dat we nieuwe studio’s moeten bouwen. Plannen?”
“Die stapelen zich al dertig seconden op. Maar we moeten eerst zeker weten of we woonruimte hebben.”
29 Juli 2024. Langs Châteauroux gaat het tolwegen én snelwegen vermijdend kalm aan zuidwaarts. Gisterenavond belandden we vanuit Groningen in Dinant, in België, waar we wat rondkuierden voordat we verder reden en op de oever van de Lesse een rustig plekje vonden om te koken en te eten. We wasten borden en pannen af in de Lesse, reden terug naar waar de Lesse in de Maas uitmondt en volgden de N95 een paar kilometer in de richting van Beauraing. Het schemerde toen we tegenover Restaurant Le Freyr parkeerden en uh… ik was nerveus, twijfelde of ik zou vinden wat ik zocht. Bij het licht van een halve maan struinden we over smalle paden tussen rotsen door de bossen tot ik sneller dan ik had verwacht de ingang vond van een grotje waarin ik in een vorig leven regelmatig bivakkeerde. We wurmden ons door een smalle gang naar binnen, rolden onze slaapzakken uit en man, ik weet niet of er iets mooiers bestaat dan slapen in dat grotje in de rotsen van Freyr. Net genoeg ruimte voor twee mensen om te liggen. Tegenover de smalle toegang, op borsthoogte, een opening met een doorsnede van misschien een meter, die zich—en niemand verwacht dat—zo’n twintig meter boven de grond bevindt.
Ik had onze thee en koffie al gezet toen Heidi zich vanmorgen uitrekte. Heidi was blij met haar thee maar was minder blij met onze klimlijn, die ik dubbelgeslagen uit de opening in het grotje had gehangen. Gisteravond had ik onze klimgordels en die vijfenveertig meter lange lijn—die altijd in een kist in de auto liggen—in mijn rugzak meegesmokkeld en voordat ik thee- en koffiezette, had ik hem boven de opening in het grotje bevestigd zoals ik dat lang geleden tientallen keren deed. Niet blij, maar zonder morren gespte Heidi zich in haar klimgordel nadat ze haar thee had gedronken en ik onze spullen had ingepakt. We oefenden wat en Heidi verdween door de opening in het grotje in de diepte. Met het achtje aan haar gordel daalde ze af aan een van de twee helften van de lijn. Ik zat in de grotopening en zekerde haar met de andere helft. Wie uit dat grotje afdaalt, komt al na een paar meter vrij te hangen en voor de zekerheid had ik Heidi dat niet verteld. Ze gaf een gil toen haar voeten geen rotswand meer raakten en daalde foeterend verder af. Ik takelde onze uitrusting naar beneden, herschikte de lijn, daalde zelf af en trok toen ik naast Heidi op de grond stond de lijn naar ons toe. Onze klauterpartij door de Kolibivallei duurde langer dan ik had voorzien en eenmaal boven bleek Restaurant Le Freyr nog gesloten te zijn.
Het is al over zessen als we Limoges passeren. Tolwegen vermijden we altijd in Frankrijk en ons uitprobeersel de tomtom te vragen ons ook snelwegen te laten vermijden, bevalt goed. Minder rotondes en meer authentiek Frankrijk. Net na acht uur steken we in Bergerac de Dordogne over. We rijden nog even door, vinden de perfecte plek om te overnachten aan een beek onder het kasteel van Bridoire en terwijl Heidi de garnalen, prei en pepers bakt die we vanmorgen kochten bij de Lidl in Provins zet ik de binnentent van onze tent op om muggen vannacht geen kans te geven. In kleermakerszit, starend naar het langzaam stromende water in de beek, eten we en ratel ik door over de plannen die rijpen sinds Heidi’s tirade van vanmorgen. We maken een lange wandeling in het laatste avondlicht, kruipen in onze slaapzakken en ik grinnik inwendig als ik bij het licht van de Petzl op mijn voorhoofd verder lees in Jules Vernes’ Vingt milles lieux sous les mers.
Op de heenweg naar Nederland vond ik op een markt in een Frans dorp twee uitgaven van een serie boeken die ik al jaren compleet probeer te krijgen. Vernes’ boek en Le capitaine Fracase van Théophile Gautiers. Ongelezen voor één euro! Kort daarvoor, in Catalonië—waar we nog woonden voordat we naar Nederland reisden—had ik besloten te breken met de stupide gewoonte die erin was geslopen ’s avonds in bed op mijn telefoon wat filmpjes te kijken. Al maanden lees ik weer voor het slapengaan en ook dat bevalt goed. Le capitaine Fracase las ik in Nederland uit en als professor Aronnax gisteravond in een grotje in Freyr niet over kapitein Nemo had opgemerkt: ses sourcils se fronçait, was het vanmorgen lastiger geweest ruzie te zoeken met twee gendarmes.
Het belooft een mooie dag te worden als we ontbijten aan de beek onder het kasteel van Bridoire met de noten die we gisterochtend kochten bij de Lidl in Provins. We besluiten Spanje via de tunnel van Aragnouet binnen te rijden en uh… geen spijt. Prachtige route! In Tonneins over de Garonne, koffie op een muurtje rond een eenzame kerk net voorbij het dorp Aragnouet en een omelet met asperges in de droogstaande bedding van een rivier in het Spaanse dorp Escalona. Langs Zaragoza gaat het kalm aan verder zuidwaarts terwijl de temperatuur en de spanning oplopen—hoewel ik moet toegeven dat ik me beter voel dan de laatste twee maanden. Net voordat we Andalusië binnenrijden, vinden we in een olijfboomgaard de volgende perfecte plek om te overnachten en terwijl Heidi een gehaktschotel bereidt met wat we nog vonden in onze koelbox zet ik de binnentent op van onze tent en rol ik onze slaapzakken erin uit.
Kort na zonsopkomst zijn we onderweg en om kwart voor acht parkeren we in Antequera onder een kasteel dat boven de stad uittorent. Onzeker wandelen we heen en weer tot we besluiten dat we in een autovrij straatje moeten zijn dat na dertig meter overgaat in een tuintje waarin een grote loquatboom staat, een druivenstruik in een pergola boven het tuintje. Idyllischer komt het niet en net als ik op een muurtje klim om een tros druiven te plukken, roept iemand: “Sois Geidi y Nikko zijn jullie Heidi en Nikko?”
Een jonge vrouw loopt op ons af, een map onder een arm.
“Soy Lourdes ik ben lourdes, mi madre es la dueña de la casa mijn moeder is de eigenaar van het huis,” zegt Lourdes terwijl ze ons allebei twee kussen geeft alsof we elkaar al jaren kennen. “Kom mee naar binnen.”
Lourdes opent een mooi vormgegeven stalen deur naar een patio, steekt de patio over, opent een huisdeur en laat ons binnen in een kleine grotwoning. Verbaasd kijken we rond in een gezellig huis met alles erop en eraan. Lourdes laat ons een contract tekenen en nadat Heidi haar de borg en een maand huur heeft betaald, zegt Lourdes: “Jullie hebben een lange reis achter de rug en zijn moe. Op vrijdag wordt om één uur de airconditioning gemonteerd. Ik ben er ook en we kletsen dan,” waarop ze het huis uitloopt en Heidi en mij verbaasd achterlaat.
“Ik dacht dat er nog wat gesprekken gevoerd moesten worden voordat mensen zouden besluiten ons dit huis te verhuren,” merk ik op.
“Dat dacht ik ook,” zegt Heidi, “maar ik geloof dat we woonruimte hebben. Het goedkoopste én grappigste huis van Andalusië. Prima plek om een nieuw leven vanuit op te bouwen!”
Vind je mijn blogs de moeite waard? Steun me! Alle beetjes helpen 🙂
Of doneer direct:
ES9430580709052720066355
BIC/Swift: CCRIES2AXXX
t.n.v. Nikko Norte
Dank aan iedereen die al gedoneerd heeft! Jullie maken dit mogelijk.
Dankjewel voor het lezen! Wil je mijn blog op social media delen?
Comments