Nikko Norte
Waarheen leidt de weg ...
Eind april 2021. Het sneeuwt hard als ik de afslag Brenner-Nord neem om via de N182 Italië binnen te rijden. Uit een ooghoek zie ik dat Heidi een wenkbrauw optrekt, maar ik weet dat ze weet dat ik de koffie die ik ga zetten liever in de sneeuw langs een binnenweg zet dan op een gepekelde parkeerplaats langs de snelweg.
Aan het einde van de afslag wemelt het van de politieagenten. Een van hen gebaart ons in een richting waarin we niets te zoeken hebben. Ik rem naast hem, laat mijn raam zakken en word afgesnauwd op een manier die ik niet accepteer. Heidi legt een hand op mijn been. Ze heeft gelijk en ik vraag me af of de jaren me milder of verstandiger hebben gestemd. Verstandiger, beslis ik. Met twee agenten was ik de confrontatie aangegaan. Nu tel ik er … ik sluit mijn raam en stuur in de aangegeven richting.
Door het tapijt van vallende sneeuw maken langs de weg waarop we rijden de contouren van een zeecontainer zich zichtbaar. Langzaam rijden we verder tot twee politieagenten tevoorschijn stappen vanachter een lap stof die voor een uitgezaagd gat in de zijkant van de container hangt. Eén agent geblondeerd, zie ik aan het donkere haar op haar kruin, de andere met overwegend zwart maar ook paars geverfd haar. Geen hoofddeksels, vandaar dat de haardracht van die agenten me opvalt. De ergernis die mijn confrontatie met de sterke arm zojuist in me wakker riep, maakt plaats voor vrolijkheid. De twee agenten in de sneeuw zijn nog kleiner dan ik en wegen ieder ten minste dertig kilo meer dan ik. Donkerblauwe cargobroeken staan op springen rond mastodontische dijen en achterwerken. Over mond en neus draagt geen van beiden het in Oostenrijk verplichte FFP2-masker, maar dragen beiden lapjes stof in kleurrijke motieven.
Opnieuw laat ik mijn raam zakken, waarop Cagney en Lacey hun hoofden iets in mijn richting buigen. Cagneys ogen zijn koud en strijdlustig. In Laceys gezicht trekt een laag poeder de aandacht. Een laag poeder die haar van afstand zongebruind doet lijken maar die van dichtbij de gedachte aan een oud, craquelégevoelig schilderij oproept.
‘Wohin?’ vraagt Cagney bits.
‘Gerade aus,’ antwoord ik, allerminst mild en beslist onverstandig.
‘Test?’ vraagt Cagney vervolgens en ik voel hoe een vlaag van radeloosheid mijn zojuist herwonnen vrolijkheid overschaduwt. Tot een jaar geleden, besef ik, was de emotie radeloosheid me onbekend. Vlagen ervan overvallen me inmiddels een paar keer per dag. Het zijn de momenten dat ik het gevoel heb dat ik in het jaar 1500 leef, weet dat de aarde níét de kern van het universum is en er uit zelfbehoud het zwijgen toe doe. Dit is bij uitstek zo'n moment, maar het probleem is dat politie-uniformen een negatieve invloed uitoefenen op wat ik aan schijnheiligheid aan de dag kan leggen en … ‘Test?’ onderbreekt Cagney mijn gedachten, haar ogen een facet kouder.
Het is prachtig allemaal. Niet bereid voor de goede zaak een patatje minder te eten, proberen twee Oostenrijkse politieagenten de bevolking van Italië voor annihilatie te behoeden door te verhinderen dat mensen Oostenrijk verlaten zonder zich de voorgaande tweeënzeventig uur aan een test te hebben onderworpen waarvan iedereen, overheden in het bijzonder, nu behoort te weten dat het een onbetrouwbare test is. Daarnaast zou geen enkele eerlijke viroloog de geografische detentie van een zich snel muterend virus propageren en … ‘Test?’ onderbreekt Cagney mijn gedachten opnieuw, terecht vijandig nu onder mijn ongetwijfeld van respect gespeende blik. Heidi port me met haar elleboog in mijn ribben en ik antwoord: ‘Kein Test.’
‘Zurück nach Innsbruck,’ blaft Cagney me toe en beleefd vraag ik haar: ‘Kennst du die Beziehung zwischen kent u de relatie tussen corona und Übergewi…’ de rug van Heidi’s hand raakt me op de zijkant van mijn mond en voordat ik opzij kijk om te vragen waaraan ik dat te danken heb, zie ik hoe Laceys nepwimpers koket knipperen alsof ik haar zojuist zojuist een compliment heb gegeven, de bovenkamer van het lieve kind waarschijnlijk ongemeubileerd, de knuppel, de pepperspray, de handboeien en het pistool aan de XXL-riem om haar heupen levensecht. ‘Waar heb ik dat aan te …’ ‘Stop met dat kinderachtige gedoe,’ valt Heidi me in de rede. ‘Gun die agent haar lol en doe wat ze zegt.’
Via de spiegel zie ik dat Cagney met haar telefoon een foto maakt van ons kenteken. Terug bij het raam briest ze vanachter haar mondkapje dat we ergens moeten keren en in de richting van Innsbruck moeten rijden. Een foto van ons kenteken, voegt ze daaraan toe terwijl ze haar telefoon dreigend voor mijn gezicht houdt, heeft ze aan haar collega’s gestuurd. Als we ons niet binnen een paar minuten bij die collega’s melden, wird Strafverfahren eingeleitet wordt strafvervolging ingesteld.
De sneeuw die nog steeds valt, maakt het lastig onze weg te vinden en ook de tomtom kan geen garen spinnen van waar we zijn. Uiteindelijk stranden we voor een rij oranje pylonnen die de weg blokkeren. Een agent draaft in onze richting. Voor de derde keer in korte tijd laat ik mijn raam zakken. Ik leg de situatie uit en mijn nieuwe vriend grijnst ontwapenend. ‘Die Kolleginnen, huh? Fahren Sie sechs, siebenhundert Meter weiter rijd zes-, zevenhonderd meter door, dann finden Sie eine Testsstelle dan vindt u een testlocatie,’ en hij pakt een pylon van de weg om ons door te laten.
Weer zie ik uit een ooghoek dat Heidi een wenkbrauw optrekt als ik na een meter of zeshonderd een afslag neem. ‘Natuurlijk laat ik me niet testen,’ beantwoord ik haar onuitgesproken vraag. ‘Een tand door mijn lip is alles waar ik last van heb. Met het onafgebroken testen van gezonde mensen met een onbetrouwbare test houden we de gewenste besmettingsgraad wel in stand. Weinig zin daaraan mee te doen.’
‘Mooi, want ik heb Nauders in de tomtom gezet. Twee uur omrijden. Beetje meer stroop misschien als daar aan een grenscontrole is, iets minder azijn?’
Naast een witte container met op de deur een bordje waarop staat te lezen dat het personeel van de testlocatie een uur lunchpauze heeft, parkeer ik. Ik stap de sneeuw in en schuif de zijdeur van de auto open. Moos de herdershond springt naar buiten, kijkt verbaasd om zich heen, laat zich op haar rug vallen en rolt door de sneeuw. Op automatische piloot ga ik door de handelingen noodzakelijk voor het zetten van koffie en starend naar de ketel op onze gasbrander, waarin water aan de kook raakt, denk ik aan de kerktoren van Alt-Graun, die uit het water van de Reschensee steekt en waar we voorbijrijden als we straks in de buurt van Nauders de grens met Italië passeren. Opnieuw sta ik met één been in het jaar 1500 en met één been in het heden. Religie en coronisme. Beide, bedenk ik, verplichten me mijn geloof en vertrouwen in rede en logica op te geven.
Da Vinci, rond het jaar 1500, omschreef religie als de misleiding van de massa door mensen die een handel maken van waanbeelden en valse mirakels. Zijn omschrijving van religie geldt nu voor corona. Waanbeelden, valse mirakels, de onderdrukking van wetenschap en pers, boekverbrandingen in de vorm van de verbanning van artikelen en meningen uit de sociale media, de dreiging van excommunicatie voor andersdenkenden en … Moos drukt haar snuit tegen mijn knie. Stoom ontsnapt al even uit de tuit van de ketel waar ik naar staar …
Zelfs conform de tien jaar geleden door de WHO versoepelde definitie ervoor is het woord pandemie niet op zijn plaats in relatie tot de schade die het coronavirus doet en overheden die het virus en zijn mutaties werkelijk te lijf willen gaan, zouden niet handelen zoals ze dat nu doen. Een complot dan? Misschien wel. Ik eh... ik denk dat het dom is de lobby te onderschatten van de mensen die zich aan massa-angst verrijken en geloof stellig dat er mensen zijn die adequaat handelen naar Churchills woorden never let a good crisis go to waste. Wat ik ook geloof, is dat een vaccinatiepaspoort initieel mogelijk de poorten naar een vakantie in het buitenland opent, maar dat het snel zal verworden tot een gedragspaspoort dat voor een groot deel van de wereldbevolking meer poorten sluit dan opent, de woorden paspoort en vrijheid sowieso moeilijk verenigbaar.
Generaties na ons zullen niet beter weten. Wie nu leeft, doet er misschien goed aan te beseffen dat een greep naar de patatjes tot schijngeluk leidt en dat de woorden gezondheid en vrijheid juist wel verenigbaar zijn. Wat als we die greep naar de patatjes zo’n vijftig jaar geleden niet hadden gedaan? De twee Bessies Turf aan de grens met Italië waren dan nog in staat geweest een te voet vluchtende boef achterna te sprinten en corona zou nergens ter wereld de voorpagina van een krant hebben gehaald.
Consumeren! Dat is waar het leven nu al een paar decennia om draait. Niet slechts het consumeren van onverantwoordelijke hoeveelheden onverantwoord voedsel, maar het consumeren van alles. We kopen geen kwaliteit meer maar kopen wat we binnen afzienbare tijd opnieuw moeten kopen en hoe vaker en hoe meer we kopen, hoe gelukkiger we zijn, wat tot een wrange paradox leidt. Dezelfde mensen immers die ons van ’s morgens vroeg tot ’s avonds stimuleren te consumeren, begrijpen dat ons consumisme onherroepelijk leidt tot het einde van ons bestaan op aarde. Dankzij ons consumisme zwelgen die mensen in financiële middelen, die ze aanwenden, en waarom niet, om tot een nieuwe wereldorde te komen die van de aarde én van mensen hun speeltjes maakt. Zodra die nieuwe wereldorde een feit is, een wereldorde waarvan zij het bestuur vormen, is het voor hen die bij de gratie van dat bestuur voortbestaan met elke vorm van vrijheid gedaan, ook met de vrijheid naar hartenlust te consumeren ...
Het vaccineren van de wereldbevolking met een vaccin waarvan niemand weet of het beschermt tegen corona en of het de verspreiding ervan tegengaat, is een belangrijke stap om tot die nieuwe wereldorde te komen. En de wereldbevolking wordt zo door consumisme in beslag genomen dat zij geen tijd heeft te beseffen dat vaccineren tegen corona zo idioot is als stoppen met douchen om immuniteit tegen veteranenziekte op te bouwen.
‘Ja, maar veteranenziekte is niet besmettelijk,' zeurt een stemmetje in mijn hoofd.
‘Nee,’ antwoord ik in mijn gedachten geïrriteerd, ‘maar corona waart inmiddels meer dan een jaar rond en ik ben tot op heden niemand tegengekomen die met het virus besmet is geweest en daar weet van heeft.’
‘Ja, maar er gaan weldegelijk mensen dood aan corona!’
Zeker waar, bedenk ik, maar er gaan mensen dood aan een veelvoud van ziektes en vooralsnog is onduidelijk hoeveel mensen zullen sterven aan de gevolgen van de coronamaatregelen, vaccinaties incluis. Als we alleen al de verdwenen jaarlijkse griepdoden van het aantal coronadoden aftrekken en als we bedenken dat de gemiddelde sterfteleeftijd aan corona in de meeste landen hoger is dan de gangbare gemiddelde sterfteleeftijd, dan blijft van het woord pandemie niet meer over dan Pan, de kleinzoon van de Griekse god Zeus, die door de geluiden die hij in afgelegen gebieden liet klinken verantwoordelijk was voor angst onder de mensen en die daarmee verantwoordelijk was voor het ontstaan van het woord paniek. Een vaccinatie tegen griep, welke vorm van griep dan ook, is een vals mirakel en als de mensheid zich van een voortijdig einde wil redden, zal ze valse mirakels moeten leren herkennen, zal ze haar ondergeschiktheid aan waanbeelden moeten afwerpen en zal ze haar zucht naar patatjes moeten beteugelen …
Het water dat ik zonder nadenken in de filter op onze Stanleythermos heb gegoten, is doorgelopen. Ik schroef de dop op de thermoskan, pak de brander en de ketel in en gebaar Moos in te stappen. Heidi verdeelt onze koffie over twee mokken terwijl ik richting Nauders stuur. Uit een ooghoek zie ik dat ze een wenkbrauw optrekt en ik stop met het neuriën van The partisan van Leonard Cohen. Delen van de tekst van het lied blijven door mijn hoofd spoken.
When they poured across the border,
I was cautioned to surrender.
This I could not do.
I took my gun and vanished …
Support me:
paypal.me Of doneer direct:
ES1100492183112014004990
BIC/Swift: BSCHESMM
t.n.v. Nikko Norte
Blog delen? Graag!