Nikko Norte
Rustige wanhoop …
‘Wil je alsjeblieft stoppen met neuriën?’ vraagt Heidi me voor de tweede keer. Me er niet van bewust dat ik weer neurie, stop ik opnieuw met neuriën. Ik eh… ik neurie als ik me bedreigd voel en ik voel me bedreigd, in de rij om een PCR-test te ondergaan. Met slecht geacteerde autoriteit gebaren beveiligers, V-tjes op hun zwarte jassen, mensen tussen dranghekken door, een bordje ←afspraak / geen afspraak→ blijkbaar geen optie.
Op de vlucht voor verplichte deelname aan een vaccinatie-experiment waarbij we driemaal worden gevaccineerd met iets wat gevaarlijker is dan waartegen het ons mogelijk een periode beschermt, rijden we nog één keer naar Oostenrijk om uit ons huis wat laatste spullen op te halen. Om de werkelijkheid op afstand te houden, denk ik aan Duitsland, waar we vanmiddag doorheen rijden en waar Heidi en ik ooit een vervallen hotel kochten. Het renoveren van ons hotel was een feest, maar er kwam een dag dat we onze deuren openden en beschavingen botsten.
Ontbijt, om iets te noemen, serveerden we vanaf acht uur. Voornamelijk Duitse gasten hadden daar moeite mee. Gek genoeg schoven de gasten waarvoor we onze ontbijtzaal eerder openden pas om negen uur aan voor het ontbijt en dus maakten we geen uitzonderingen meer op onze ontbijttijd. Als Duitsers daarover tijdens het inchecken een rel trapten, storneerde ik kosteloos hun reservering en … olie op het vuur. Ons hotel zou op het internet kaputt worden gemaakt als we ons niet inschikkelijker opstelden. Nu ben ik een vriendelijk mens – diep vanbinnen – maar voor dreigementen ben ik verkeerd gecodeerd en de lokale politie bezocht ons hotel met korter wordende intervallen. Tot aanklachten kwam het in eerste instantie niet. Ik gaf nooit de eerste duw en weigerde te erkennen dat een brutale tuinkabouter Duitsers dapperder maakt dan ze werkelijk zijn.
Heidi bekritiseerde mijn omgang met dwarse Duitsers, maar het duurde niet lang tot ik Heidi erop betrapte dat haar omgang met dwarse Duitsers niet subtieler was dan die van mij. Ze nam mijn kelnersrol waar terwijl ik grasmaaide. Toen ik voor koffie de trap naar ons terras op liep, stormden zes vrouwen me voorbij, Heidi op hun hielen. Ik kon Heidi staande houden en de vrouwen, lid van een wandelclub, riepen ons van afstand toe wat ons op Facebook ten deel zou vallen. Heidi’s taart had niet aan de wandelclubnormen voldaan en de vrouwen hadden daarvan blijk gegeven op een manier die Heidi in het verkeerde keelgat was geschoten.
Ik eh… ik neuriede veel in Duitsland. De laatste keer dat ik er neuriede, was toen een man na sluitingstijd op onze deur klopte en vroeg of we nog een kamer vrij hadden als gold het een bevel, wat me deed besluiten dat unsere Zimmer belegt waren. Onze potentiële gast bewees dat ik terecht had geneuried, de politieagenten die zich na een melding uit het Krankenhaus voor onze deur meldden, lieten ons weten dat de maat vol was en … ‘We zijn dubbel gevaccineerd en geboosterd, maar ik snotter een beetje en we willen geen risico nemen,’ hoor ik de vrouw zeggen van een stel dat voor ons aan de beurt is zich om aan te melden voor een PCR-test.
Angst! Het verlamt inmiddels een groot deel van voornamelijk de westerse wereld. Ik leef met angst zolang ik me herinner en realiseer me dat mijn grootste angst is me ooit door mijn angst te laten verlammen en vanaf dat moment een leven van rustige wanhoop te leiden, zoals Thoreau opmerkte dat de meeste mensen doen. Om tijd te rekken tot ik Heidi vertel dat ik me niet laat testen, dwing ik mijn gedachten naar Schiedam, waar drie van mijn vrienden en ik ons ooit lieten vastbinden aan de wieken van een molen.
Patty Zomer, zangeres van de Dolly Dots, presenteerde ons avontuur. In het restaurant in de Noordmolen, waar ik in de weer was met de granaten die we draaiend in de molenwieken zouden ontsteken, stelde ze zich aan me voor. Onder de indruk van haar vrolijke verschijning drukte ik per ongeluk het blote uiteinde van een stroomdraad tegen een batterij. Een granaat ging af en de liefde tussen Patty en mij ging op in rook. En er ging meer mis die dag. Om spektakel toe te voegen, had ik de molenaar gevraagd twee planken weg te nemen uit de trans rond de molen. Uit het ontstane gat had ik een kabel gehangen waarlangs Spiderman, Superman, Batman en Robin – we gingen verkleed die dag – naar Patty klommen, die op de achttien meter hoge molentrans haar hoogtevrees bevocht. Wat ik vergeten was, is dat de beproefde gymzaalmethode om touw te klimmen slechts tot een hoogte van een meter of zes beproefd is. Naar beneden klimmen voor de ogen van onze toeschouwers was geen optie en de liefde die Spiderman, Superman en Batman mogelijk voor me koesterden, ging op in eh… laat ook maar.
Het was volgens de molenaar onmogelijk de molenwieken in beweging te zetten als we de wieken in elkaars verlengde niet gelijk belastten. Terwijl Batman zich in een wiek liet vastbinden, klom Robin, bleek onder zijn masker, in dezelfde wiek omhoog en door naar het hoogste punt van de wiek die omhoogstak. Op een teken van Robin liet de molenaar de wieken een halve slag draaien. Batman kwam op een hoogte van vierenveertig meter ondersteboven in zijn wiek te hangen, Robin liet zich vastbinden, zijn hart bonkend in zijn keel, de molenaar liet de wieken een kwartslag draaien, Batman en Robin hingen nu zijdelings in hun wieken, Spiderman liet zich vastbinden terwijl Superman omhoogklom en … alle striphelden vastgebonden, gaf de molenaar de wind vrij spel.
Man, ik leefde al wat jaren met angst, maar de combinatie van angst en machteloosheid die ik ervoer in de draaiende wieken van ’s werelds hoogste molen was een nieuwe sensatie. Drie granaten lieten een spoor van paarse rook achter en een voor een lieten mijn vrienden het rode lint los dat aangaf dat het genoeg was geweest. De molenaar remde de wieken af, verving een stripheld voor een zak meel en zette de wieken weer in beweging.
Neuriënd onderkende ik ondanks mijn angst een gevoel van opluchting toen ik nog slechts met meelzakken ronddraaide. Eye of the tiger, the soundtrack van een Rockyfilm, klonk onder me uit luidsprekers en op het punt te accepteren dat rustige wanhoop mijn toekomst zou kleuren, hoorde ik Adrian vragen: Rocky, why do you fight? Rocky antwoordde: Because I can’t sing and dance. Man, in al mijn machteloosheid had ik een minuut eerder nog strijd geleverd met mijn vrienden, het ging er immers om wie het laatste zijn rode lint los zou laten. Nu zou ik strijd voeren met de molenaar en Rocky hielp me. Going one more round when you don’t think you can, fluisterde hij in mijn oor, is what makes the difference in your life. Nog een ronde en nog een en … ik won; de molenaar bracht de wieken tot stilstand. Het rode lint nog in mijn hand stapte ik wankel uit een molenwiek. Batman gaf over, een hand tegen de Noordmolen en Spiderman en Superman zagen eruit zoals ik me voelde: beroerd maar opgelucht.
Vanaf die dag deed ik mijn best die combinatie van angst en machteloosheid te vermijden. Regelmatig ging het mis en terwijl ik vriendelijk mijn hoofd schud als een beveiliger me gebaart een mondkapje op te zetten, denk ik aan de keer dat iemand me in de stad Tarin Kowt, in Afghanistan, een qala binnen wenkte.
Door een smalle deur stapte ik een ruimte binnen waarin een olielamp de enige bron van licht vormde, zes bebaarde Afghanen, tulbanden op hun hoofd, zwijgend rond een tafel. Ik legde mijn hand op mijn hart, mompelde: ‘Wrads mo pa kger, as salamu alaykum,’ en nam de enige vrije stoel aan de tafel. De Afghaan die me naar binnen had gewenkt, suggereerde politiecommandant te zijn; we spraken elkaar regelmatig op straat. Hij bouwde een politiepost op een locatie die uitsloot dat die politiepost zou bijdragen aan de veiligheid in Tarin Kowt en ik wist waarom hij dat deed. De locatie, een voor opiumtransporteurs moeilijk te vermijden flessenhals in het terrein, was de ideale locatie voor een tolpoort.
Nog steeds zwijgend haalden vier van de mannen om de tafel een pistool onder hun tunban vandaan. Ik voelde het bloed uit mijn gezicht wegtrekken, dwong mezelf niet te neuriën en keek machteloos toe hoe de mannen hun pistolen voor zich op tafel legden. Mijn blik ontmoette die van de politiecommandant. Hij knikte, gokte ik, naar mijn pistool in de holster aan mijn riem. Ik pakte het pistool uit de holster, dwong mezelf mijn handen niet te laten trillen, klikte de patroonhouder uit het pistool, trok de afsluiter naar achteren, ving de patroon op die omhoog sprong en onderkende een gevoel van opluchting toen er onderdrukte uitingen van bewondering klonken van rondom de tafel. Mijn buurman pakte het pistool uit mijn hand, bestudeerde het van alle kanten, legde het op de tafel, pakte een koperen ketel van een brander op de grond en terwijl een Afghaan tegenover me mijn patroonhouder oppakte, schonk hij thee in een glas dat hij voor me op tafel zette.
Een voor een duwde de Afghaan tegenover me de patronen uit mijn patroonhouder. Pas toen hij op het gevormde stapeltje patronen wees, begreep ik waar het om ging. De pistolen op tafel waren grootkaliber Colts. Ik pakte er een van op, klikte de patroonhouder eruit, controleerde of de kamer leeg was en legde hem weer op tafel, waarna ik een patroon uit de patroonhouder duwde en hem rechtop naast een patroon uit mijn pistool zette. Het was duidelijk dat mijn patronen niet geschikt waren voor de Colts. Nu wisten die Afghanen dat wel en de onuitgesproken vraag was of ik de hand kon leggen op de juiste patronen voor hun pistolen. Ik wees in ongeveer de richting van het Nederlandse kamp en maakte met mijn hand een praatgebaar naast mijn gezicht. Zes Afghanen knikten instemmend en lieten de koperen ketel rondgaan.
Mijn patroonhouder herladend vroeg ik me af waarom de Latijnse woorden sapere aude door mijn hoofd spookten. Durf te weten. Dat was Kant. Wat had Kant te zoeken in een duistere ruimte in het hart van Afghanistan? Luiheid noch lafheid mag verhinderen dat we ons losmaken van de onbetwijfelbare waarheden van anderen. Ook Kant en reuze interessant, maar het beantwoordde niet de vraag wat Kant in Afghanistan te zoeken had. Of wel? De man naast me aan tafel had al wat gesprekken in het Nederlandse kamp achter de rug en het was daar een onbetwijfelbare waarheid dat hij politiecommandant was. De man naast me aan tafel was geen politiecommandant; hij was een charismatisch boefje.
De onbetwijfelbare waarheid dat coronavaccins effectief zijn en veilig brokkelt af. Vijfenvijftig procent van de ernstig zieke omikronslachtoffers in Israël, aldus The Jerusalem Post, is driemaal gevaccineerd. Eenentwintig procent is tweemaal gevaccineerd. Toch is corona op zijn retour. Niet omdat de vaccins werken, het tegendeel lijkt waar te zijn, maar omdat corona muteert tot een griepvariant die voor slechts een enkeling gevaarlijk is. Maar onze vaccinatieapps blijven bestaan, want om die apps is het een aantal charismatische boeven en veel overheden te doen. Man, we worden gefopt en blijven we ons inschikkelijk tonen voor wat vaccinatieapps betreft – die de verspreiding van corona slechts in de hand werken – dan leiden we binnenkort een leven van rustige wanhoop waarin we elke dag weer machteloos angstig afwachten hoeveel vrijheden een computer ons die dag toebedeelt en … ‘We gaan,’ zegt Heidi bruusk. ‘We zien wel of we Oostenrijk binnenkomen.’ Ik stop met neuriën, we draaien ons om, paniek onder de V-tjes, en lopen terug naar onze auto terwijl ik aan Kant denk. Durf te weten. Oh man …
Eenmalige donatie? nikkonorte.backme paypal.me/nikkonorte1 Of doneer via IBAN:
ES1100492183112014004990
BIC/Swift: BSCHESMM
t.n.v. Nikko Norte
Blog delen? Graag!