Nikko Norte
Onbevreesd angstig voorwaarts
De zon schijnt op Texel. De hemel is strakblauw. Geen wind. Konijnen, hazen en vogels lijken de enige bewoners van het eiland. Al drie uur struinen Heidi, Moos de herdershond en ik door de duinen en over stranden zonder een mens tegen te komen. Fantastisch, hoewel het idee dat ik leef in een wereld die zwelgt in angst me beangstigt. Al voor zonsopgang waren we onderweg. Moos laat zich onderuitzakken in een duinpan en kijkt ons uitdagend aan. Ze heeft gelijk; het is tijd voor koffie.
Het gesnor van mijn benzinebrander en het gefluit van vogels. Heidi heeft zich achterover in het zand laten vallen. Moos legt haar kop in mijn schoot. Zonder nadenken giet ik heet water in de filter op de rand van mijn Stanleythermosfles – die ik natuurlijk thuis met koffie had kunnen vullen, maar hoe leuk is dat? – en ik voer in gedachten een gesprek met de halve zelfmoordaanslagpleger naast me op de grond. Af en toe ligt hij naast me, waar ik ook ben. Niet weerzinwekkend, afgrijselijk of beangstigend, maar gewoon naast me, zoals hij ooit in Uruzgan naast me lag. Ik schreef erover in Onvoorspelbaar verleden en herinner me flarden tekst.
“… Een van de Afghanen die zich als politieagent aan me hadden voorgesteld, had me een krukje gebracht waarop ik naast het bovenlichaam van de aanslagpleger was gaan zitten. Het was een mooie ochtend. Een vreedzame ochtend. Het zonlicht was flets en aangenaam. Twintig meter voor me lag zijn onderlijf, zijn benen in een soort yogahouding over elkaar. Iedere keer als mijn blik naar zijn bovenlijf onder me gleed, voelde ik de drang de vliegen bij zijn gezicht weg te slaan. Het aangezicht van zijn inmiddels roodbruin gekleurde ingewanden weerhield me daarvan.
“… Het peloton waarmee ik die ochtend door Tarin Kowt sjokte, was het doelwit van de aanslag geweest; daar twijfelde ik niet aan. Om redenen die ik hoopte te achterhalen, was er een alternatief doelwit gekozen. Zou ik de jonge man naast me hebben herkend als een aanslagpleger? Zou ik hem op tijd hebben kunnen uitschakelen? Een vreemde twijfel greep me naar de keel. Hoeveel makkelijker zou het zijn om te delen in de angst voor onze oppositie die Kamp Holland regeerde? Daar zat ik, zonder koffie op een kruk in een straat in Tarin Kowt. De knaap onder me in het stof leek op Rolf, die nu een opleiding volgde tot infanterist bij de Luchtmobiele Brigade. Hij zou eerdaags zijn rode baret behalen. Het was onmogelijk dat hij direct na zijn opleiding naar Afghanistan zou vertrekken, maar ik had wat mensen aangesproken en als gevolg daarvan bestond de kans dat dat juist wel zou gebeuren. Vader en zoon tegelijkertijd in Uruzgan. Man, ik had wat stomme dingen gedaan in mijn leven, biechtte ik op aan de halve Afghaan of Pakistaan aan mijn voeten, maar het arrangeren van Rolfs versnelde vertrek naar Afghanistan was misschien wel het stomste waaraan ik me ooit schuldig had gemaakt.”
Heidi lijkt te slapen. Ik schenk koffie voor mezelf in een mok en kijk naar mijn zojuist overleden vriend in het zand. Acht politieagenten verwondde hij. Geen dodelijke slachtoffers behalve hijzelf. Moos piept zacht, maar ze zit ernaast; mijn halve vriend is goed gezelschap. ‘Je had het op ons gemunt, niet?’ vraag ik hem in gedachten. Hij glimlacht ontwijkend. Mooie jongen, als mijn mening op dat vlak gewicht in de schaal legt. Licht getint, korte, gitzwarte gecoiffeerde baard. Hij kijkt me aan, zijn ogen lichtbruin, en zegt: ‘Het was jullie angst die jullie kwetsbaar maakte. Angst is goed, maar niet als het je verlamt.’ Hij heeft gelijk en ik probeer me te herinneren wat ik schreef over wat aan onze eerste ontmoeting ten grondslag lag.
“… Een kapitein vroeg me of ik de militairen onder zijn commando wegwijs kon maken in het voorterrein. Dat kon ik, hoewel het ontbreken van lichte voertuigen ons noopte te lopen. Rekening houdend met de uitrusting en munitie die infanteristen meezeulden, zou dat een uitdaging worden. Een ander probleem was de SUA. Die Smallest Unit of Action was een peloton. Ik begreep dat de SUA een veilig gevoel gaf aan militairen van wie het gros achter iedere qalamuur een talibanstrijder verwachtte, maar we zouden in Tarin Kowt niet op talibanstrijders stuiten – hoewel de kans reëel was dat het aangezicht van groepen van dertig tot veertig met hun uitrusting worstelende militairen nu juist iets dappers bij lokale hooligans wakker zou roepen.
De veiligheid die een peloton biedt in hedendaagse conflicten is schijn. Kleine eenheden bieden die veiligheid wel. Bewijzen kon ik dat niet en dus sjokte ik ochtend na ochtend, voordat ik er zelf opuit kon trekken, door de straten van Tarin Kowt in gezelschap van dertig tot veertig met hun uitrusting worstelende militairen. En of dat niet erg genoeg was, waren er allerhande bureautijgers die ons vergezelden voor een foto in de straten van Tarin Kowt en voor de eeuwige roem die die foto op een schoorsteenmantel met zich meebracht. Van hun kodakmomenten maakten ze werk. De lokale bevolking diende haar bezigheden te onderbreken en zich te schikken in de rol van decorstuk, terwijl het leeuwendeel van de SUA zich tegen qalamuren onderuit liet zakken. Ik keek toe en realiseerde me dat er gehakt van ons was gemaakt als er een handvol strijders in Tarin Kowt aanwezig was geweest.”
Mijn halve vriend in het zand vervaagt. Ik schenk mezelf meer koffie in. Angst! Het is een briljante raadgever, zolang er een vijand is die we in de ogen kunnen kijken en we op basis van onze inschatting van die vijand besluiten te vluchten of te vechten. Vluchten voor corona, zeg zwelgen in angst, heeft geen zin, zeker niet als vechten zo makkelijk is: wat afstand tot elkaar en, naast de zorg voor de zwakkeren in onze samenleving, de zorg voor onze weerstand, waarvan alle beweging waaraan we ons bloot kunnen stellen deel uitmaakt.
Ik eh… ik spreek alle oude mensen die ik ken zo vaak als mogelijk. Het laatste waarop ik ze kan betrappen is angst voor corona. De angst waarmee zij leven, is voor maatregelen die hun vrijheden beperken. Nuchter slaan zij zich door deze lastige tijden. Thuis in plaats van in de duinen, in de bossen of op het strand, waar ze weerstand op zouden doen, zich zouden laven aan zonlicht en frisse lucht en waar de kans op besmetting met corona zo groot is als de kans op een ontmoeting met identieke neefjes.
De meeste Afghanen die ik ooit sprak in Uruzgan gaven aan bang te zijn. Bang voor Nederlandse troepen, thuisblijven de veiligste optie – hoewel niet altijd. Toch toog de lokale bevolking rond de Nederlandse kampen in Uruzgan iedere dag aan het werk; ze kon haar oogsten immers niet verloren laten gaan. Die bevolking had er het volle vertrouwen in dat Nederlandse troepen op een dag zouden vertrekken en alleen als die troepen te dichtbij kwamen, zochten ze de relatieve veiligheid van hun qala’s op.
Angst is een briljante raadgever, herhaal ik voor de zekerheid, maar massa-angst doet niemand goed. In deze fase van de strijd tegen het coronavirus, die Tomas Pueyo in zijn inmiddels beroemde artikel de dans noemt, zullen overheden fouten maken. We zullen dat die overheden moeten vergeven. In ruil daarvoor moeten overheden er alles aan doen om wat massa-angst in de hand werkt de kop in te drukken. Op de dag dat professor Hendrik Streeck aantoonde dat deurklinken ons niet ziek maken, hadden overheden daarnaar kunnen handelen, waarmee iets van de sluimerende massa-angst was ingedamd. De borden langs de snelweg met de tekst Blijf Thuis, die ik vanmiddag op weg naar Amsterdam zal passeren, zouden de geringe kansen moeten adverteren die gezonde mensen onder de 70 hebben om aan het coronavirus te bezwijken en premier Rutte had zijn opmerking moeten inslikken over de vrijheid van de een die niet ten koste van de gezondheid van de ander mag gaan – ook al snijdt die opmerking in de basis hout.
Onbevreesd angstig deed ik jarenlang in Uruzgan mijn werk. Een deel van dat werk bestond eruit mijn collega’s te voorzien van informatie over onze oppositie, die we mijns inziens met twee vingers in de neus van wandaden hadden kunnen weerhouden. Mijn collega’s lieten hun oren echter hangen naar officieren die niet het risico wilden lopen een waarschuwing te weinig te hebben afgegeven, waarmee onze oppositie mythische vormen aannam met als gevolg … laat ook maar.
Als onze overheid ons onbevreesd angstig van alle relevante informatie voorziet waarover zij beschikt, behoort zwelgen in angst tot het verleden en komt alles alsnog goed. Natuurlijk had onze gezondheidszorg op een virusuitbraak voorbereid moeten zijn, hadden de beperkende maatregelen al vanaf 30 maart moeten worden versoepeld en … water onder de brug. De uitdaging is nu het tij van angst te keren en het leven weer de kracht van een tsunami te geven. Corona is een probleem dat we op kunnen lossen, niet iets om bang voor te zijn – en massa-angst is de zekerste weg om nooit tot groepsimmuniteit te komen. Onbevreesd angstig voorwaarts. Niet alleen de overheid, maar iedereen. Niet per se samen, dat roept indirect op tot massa-angst, maar individueel, met inachtneming van een paar simpele maatregelen zoals afstand houden en de zorg voor onze weerstand, waar thuisblijven geen onderdeel van uitmaakt. Lees Twan Huys’ Wandellust, trek eropuit en … Moos duwt een poot in mijn gezicht. Ze heeft gelijk. Mijn gepieker duurt te lang. Ik schenk koffie in en fluister in Moos’ oor: ‘Waar is Heidi?’ Het dier staat op, loopt om ons heen en likt Heidi in haar gezicht. Verschrikt opent ze haar ogen.
‘Geen angst,’ zeg ik lachend. ‘Koffie?’
Blog delen? Graag!