hldd0umdhyh5c7mglsn29ql0j-tre89i1w4h9m-533tsstg-4wd1kw-wetspv7ov6qf520qq6sl6dt-qwfy8gsd6y-pn8d9g-dm1iazu29-hpbioy52dq8xm12kf5x4n
top of page
  • Foto van schrijverNikko Norte

Moed en onverzettelijkheid …

Het schemerde toen we vanmorgen met Moos de herdershond over het strand wandelden. Nu staar ik in gedachten verzonken over de Ría de Muros y Noia, een baai in de Spaanse provincie Galicië. De zon houdt zich nog verscholen achter de heuvels in het oosten, maar het lijkt vandaag een mooie dag te worden. Naast me, op een stenen muurtje dat eeuwenoud lijkt en dat misschien ook is, raakt water in de ketel op onze gasbrander aan de kook. Op onze Sibleytent na is de camping achter me leeg. Het water in de baai waarover ik staar, is blauw en kalm. Dat was anders toen ik ooit op een jetski de Ría de Muros y Noia overstak, hartje winter, onderweg van Málaga naar Scheveningen.

 

Als nietig onderdeel van een grauwe, kolkende watermassa ploeterde ik destijds in de richting van Fisterra, een vissersdorp zo’n vijfentwintig kilometer van waar ik nu zit, dat ik net voor het vallen van de duisternis uitgeput en verkleumd bereikte. Toch zijn het niet de herinneringen aan dat jetskiavontuur die mijn gedachten bezighouden. Het geruis van de milde branding dwong mijn gedachten naar Frankrijk, naar Normandië.

 

6 Juni 1988. In een toen al ouderwetse, militaire opblaasboot peddelde een paar vrienden en ik in de richting van de Pointe du Hoc, een klif tussen wat ooit de geallieerde landingsstranden Omaha en Utah waren. Om zeven uur ’s morgens peddelden we ons door de milde branding een kiezelstrand op. We renden naar de klif en beklommen hem, zoals 261 Amerikaanse soldaten dat in 1944 deden onder iets andere omstandigheden.

 

De klif was niet moeilijk te beklimmen, maar de rotsen waaruit hij bestond, waren glad en dat maakte van het klimmen een angstige ervaring. Ik bereikte de top, kroop onder roestig prikkeldraad door, maakte de lijn die ik op mijn rug had meegenomen ergens aan vast en daalde af naar het strand. Een journalist was met ons meegereisd. Weggedoken tegen de rotsen, schuilend voor de stenen die mijn vrienden lostrapten, knoopte ik het uiteinde van de lijn waarmee ik was afgedaald aan de klimgordel van de journalist zodat een van mijn vrienden hem op zijn weg naar boven kon beveiligen. Op het moment dat de schreeuw tot me doordrong van de fotograaf, die nog op het strand stond, viel Hans de Koning, een van mijn vrienden, voor de voeten van de journalist en mij. Hans hoestte bloed op en zijn ogen draaiden weg …

 

Mijn vrienden keerden naar Nederland terug. Ik bleef in Normandië tot Hans voldoende was hersteld om naar Nederland te kunnen worden vervoerd. Dag na dag wandelde ik over invasiestranden of schuifelde ik over het gras van een oorlogskerkhof, worstelend met een vreemd gevoel van schuld, dat voortvloeide uit de vraag of het Europa dat ik zich zag ontwikkelen het Europa was waarvoor jonge mannen vierenveertig jaar eerder bereid waren geweest te sterven. Avond na avond nam ik een stoel op het terras voor mijn hotel, dat sinds1944 – gelukkig – aan weinig vernieuwing was blootgesteld. Een klimop tegen de gevel, verweerde luiken voor de ramen, eiken meubels in de gelagzaal en in mijn kamer, en lakens, een wollen deken en een rolvormig kussen, un traversin, op mijn bed. Avond na avond staarde ik piekerend over een Normandisch dorpsplein en wachtte ik tot Erica uit de bus stapte na een dienst in hetzelfde ziekenhuis waarin Hans herstelde.

 

Erica droeg haar verpleegstersuniform met trots en het was elke avond weer een aangename sensatie haar naar mijn tafel te zien lopen. Het gemak waarmee ze een stoel naast me nam. De nonchalance waarmee ze een garçon gebaarde haar een glas pastis te brengen. Ik had de rotsen van de Pointe du Hoc beklommen om in het reine te komen met iets wat was voorgevallen lang voordat ik was geboren. Die zwoele juniavonden, op een plein in een dorpje in Normandië, gefascineerd door de Ingrid Bergmanaura van de vrouw naast me, welsprekender in het Frans dan ik in het Nederlands ooit was geweest, kwam ik met niets in het reine. Meer schuldgevoel maakte zich van me meester, terwijl ik me een beeld probeerde te vormen van de moed die begraven lag onder het groene gras van de kerkhoven om me heen, de onverzettelijkheid …

 

Ik giet water in de filter op de rand van onze Stanleythermos. Galicië! Het geruis van de branding, het gefluit van vogels. Met groenlingen en roodborsttapuits deel ik het muurtje waarop ik zit. Het beeld van Erica vervaagt. Wat overblijft, is de gedachte dat mijn schuldgevoel van destijds terecht was. 20 Mei 2021. Ik leef in een wereld waarin mensen bang zijn voor hun eigen schaduw en een sprookje over een virus accepteren alsof het religie is. Geen jonge man zou tachtig jaar geleden hebben overwogen zijn leven te wagen voor het Europa waar Heidi en ik doorheen reisden onderweg van Oostenrijk naar Galicië.

 

Controles aan alle grenzen, geen douanier in iets anders geïnteresseerd dan wat we in onze auto vervoerden. Van de situatie in Zwitserland kregen we niet veel mee, hoewel de douaniers die ons aanhielden bij het passeren van de grens met Oostenrijk ongemondkapt waren. De Fransen, ontdekten we, gaan gemondkapt door het leven, zelfs in de vrije natuur. Joie de vivre heeft afgedaan en de résistance onderscheidt zich van de rest van Frankrijk door mondkapjes op de kin te dragen. De meeste hotels en cafés die we op binnenwegen passeerden, leken voorgoed gesloten. Het weer was aangenaam, Frankrijk troosteloos.

 

Ondanks Heidi’s verzoek dat niet te doen, liet ik onze slaapzakken thuis achter, in Oostenrijk, waar het coronavirus in de vrije natuur niet van mens op mens overspringt en mondkapjes dientengevolge in de vrije natuur niet verplicht zijn. In Oostenrijk is het coronavirus voornamelijk actief in winkels en horecagelegenheden, die om die reden slechts betreden kunnen worden door mensen die in het bezit zijn van een recente, negatieve coronatest en … onze dekbedden, daarvan was ik overtuigd geweest, zouden ons ’s nachts warmhouden in onze Sibleytent, in mei, in Frankrijk, en dat deden ze niet. Een groot probleem kon dat niet te zijn, want elk Decathlon- of Intersportfiliaal in Frankrijk verkoopt slaapzakken. Correct. Maar in Limoges, in de buurt waarvan we een paar dagen op een verlaten camping bivakkeerden, leerden we dat in Frankrijk het gevaar om in sportwinkels met corona besmet te raken groter is dan in andere winkels; alle sportwinkels zijn in Frankrijk vanwege corona gesloten.

 

Gelaten maakten we na dat tevergeefse bezoek aan die Decathlon een wandeling met Moos door de landerijen in de buurt van Limoges. We vergaten de avondklok, die in Frankrijk om 19.00 uur ingaat, het coronavirus in Frankrijk ’s avonds actiever dan elders, en op onze hoede voor een eventuele politiepatrouille reden we terug naar onze Sibleytent door een omgeving die vrij was van verkeer maar ook van fietsende, hardlopende en wandelende mensen, die nacht zo koud als de vorige.

 

Geen grenscontrole in het dorp Puigcerdà, waar we Spanje binnenreden. Wel roadblocks van de Guardia Civil in het binnenland, geen Guardia Civilagent in iets anders geïnteresseerd dan in drugs, wapens of explosieven in onze auto. Strikte mondkapjesdiscipline overigens in Spanje, nauwelijks resistencia. Mondkapjes op in de vrije natuur, op verlaten stranden en zelfs de enkele wielrenner die we tegenkwamen, trapte zich gemondkapt heuvelop. Maar geen risico in Spanje op een coronabesmetting in de horeca of in bijvoorbeeld sportscholen. In de doorgaans afgeladen horecagelegenheden en sportscholen is niemand geïnteresseerd in negatieve testbewijzen en mogen de mondkapjes af. Grappig wel, want in Oostenrijk is het coronavirus juist in sportscholen zo actief dat sportscholen tot nader orde zijn gesloten. Geen avondklok in Spanje en geen coronageval meer of minder dan in Frankrijk en … starend naar het zakkende water in de koffiefilter naast me realiseer ik me dat we sinds ons vertrek uit Oostenrijk, drie weken geleden, slechts een handvol buitenlandse kentekens hebben gezien in de landen waar we doorheen reisden. Dat is net zo bijzonder als de lege pistes waarop we de afgelopen winter in Oostenrijk skieden.

 

Twee zwemvliezen komen voor me uit het water omhoog. Heidi snorkelt, en duikt ergens naartoe. Ik had ook graag willen snorkelen, maar Heidi heeft mijn humeur verpest en als dat gebeurt, gooi ik mijn kont tegen de krib, waarmee ik mezelf doorgaans in mijn voet schiet.

 

Heidi leest zich ’s morgens door allerlei nieuwsberichten en ik heb haar al honderd keer gevraagd me pas ’s avonds te vertellen wat ze denkt dat ik wil weten. Wat het ook is, het houdt me niet uit mijn slaap, maar krijg ik het ’s morgens te horen, dan verpest het sinds het woord corona me voor het eerst ter oren kwam mijn humeur. Vanmorgen, het was nog geen zes uur nondeju, moest Heidi door roeien en ruiten het nieuws met me delen dat een 44-jarige BBC-nieuwslezer aan het coronavaccin is bezweken en dat een voetballer van het Nederlands elftal onder vuur ligt omdat hij het woord vrijwillig toepast conform de definitie die ervoor geldt.

 

Man, hoe mooi zou het zijn als die voetballer vasthoudt aan de waarheid dat een experimenteel vaccin tegen corona voor hem een groter risico met zich meebrengt dan besmetting met het virus zelf. Duizenden relatief jonge mensen sterven inmiddels aan het vaccin en het zou fair zijn de levensjaren die zij verliezen te relateren aan de levensmaanden die coronaslachtoffers verliezen. Corona heeft nog nergens ter wereld tot oversterfte geleid en hoe vaak corona ook onterecht als doodsoorzaak wordt aangemerkt nadat iemand is overleden, het heeft in geen land ter wereld een negatieve invloed op de gemiddelde sterfteleeftijd.

 

Hoeveel schade de coronavaccins ons zullen toebrengen, is vooralsnog onduidelijk, maar dat die schade aanzienlijk zal zijn, is des te duidelijker. Een lichtpuntje is dat overheden de leugen hebben moeten loslaten dat voetballers van het Nederlands elftal hun oma beschermen door zich te laten vaccineren. Vaccins, zoals iedere eerlijke viroloog al maanden geleden voorspelde, stoppen de verspreiding van corona niet. Ik eh… ik studeer al ruim een jaar dagelijks een uurtje corona – ’s avonds – en gelukkig weten steeds meer wetenschappers en medici de censuur rond de onderwerpen corona en vaccins te omzeilen. Op een rationeel argument me tegen corona te laten vaccineren, ben ik nog niet gestuit en ik hoop dat het niet tot een idioter argument komt dan dat ik gevaccineerd makkelijker kan reizen.

 

Antibody-dependent enhancement. Gesneden koek voor iedere viroloog. Ik leerde onlangs pas wat het is. Op basis van die antibody-dependent enhancement is het SARS-CoV-1-vaccin nooit in het stadium van een klinisch onderzoek beland. Fabrikanten van het SARS-CoV-2-vaccin, anders dan toen ze het SARS-CoV-1-vaccin ontwikkelden, zullen niet aansprakelijk worden gesteld voor slachtoffers van bijwerkingen van hun vaccins en dat laat ruimte voor de klinische test die nu wordt uitgevoerd op miljarden mensen, die van het virus waartegen ze worden gevaccineerd nauwelijks iets te duchten hebben. Een mens moet er iets voor over hebben om makkelijk te kunnen reizen! Israël liep voorop zich het makkelijkreizenvaccin in de arm te laten spuiten. Even wachten tot duidelijk is hoe de hartontstekingen van de gepfizerde pubers zich ontwikkelen en de eerste reis kan worden geboekt …

 

Griepvirussen houden zich gedeisd gedurende de zomermaanden en de rust op IC-afdelingen van ziekenhuizen op het noordelijk halfrond is daaraan gerelateerd, niet aan het succes van de vaccins tegen corona. Pas over zes maanden zullen we leren of het SARS-CoV-2-vaccin werkt, of het tot antibody-dependent enhancement leidt of tot andere … Heidi loopt in haar zwart-blauwe wetsuit uit de zee het strand op, haar zwemvliezen, duikbril en snorkel in de hand. Ze grijnst en zwaait naar me. Ik houd onze thermoskan in de lucht en voel mijn humeur opklaren, hoewel een beklemmend gevoel me niet loslaat. Het is hetzelfde beklemmende gevoel waarmee ik ooit in een opblaasboot in de richting van de Pointe du Hoc peddelde. Onbeveiligd tegen twintig, dertig meter hoge rotsen op. Om mezelf maakte ik me geen zorgen, maar het avontuur was mijn idee, mijn verantwoordelijkheid. Hans de Koning overleefde zijn val ternauwernood en eh… ik ben niet verantwoordelijk voor de waanzin die zich rondom corona ontwikkelt. Natuurlijk ben ik dat niet, maar …

 

Gisteravond zette ik de laatste punt achter het manuscript De holbewonercode. Bijna twintig jaar werkte ik daaraan. Morgen breken we onze Sibleytent op en reizen we naar Bretagne, in Frankrijk, waar de overheid inmiddels toegeeft dat de vaccins tegen corona geen bescherming bieden tegen de Zuid-Afrikaanse en Braziliaanse coronavarianten. Tot ik het aandurf mijn manuscript naar mijn uitgever te sturen, wil ik er in Bretagne nog wat aan schaven. De holbewonercode! Een simpele levensstijl die ons omvormt tot wat we tot voor kort nog waren: oergezond, beresterk, slank, nergens bang voor en uiteraard niet bereid deel te nemen aan een medisch experiment dat ons mogelijk vrijheden teruggeeft die ons niet hadden mogen worden afgenomen. Moed en onverzettelijkheid, oh man ...

 

Support me:

backme.org

paypal.me Of doneer direct:

ES1100492183112014004990

BIC/Swift: BSCHESMM

t.n.v. Nikko Norte

 

Blog delen? Graag!

bottom of page