Nikko Norte
Het verschil tussen een dood vogeltje ...
Eind september 2020. De laaghangende bewolking slokt ons op, het pad waarop we lopen nauwelijks zichtbaar. Heidi loopt achter me op haar eigen tempo. Ik zie haar niet maar maak me geen zorgen. Het laatste stuk naar de top van de Zimba, een berg in de buurt van ons huis in het Oostenrijkse dorp Schruns, zullen we echt moeten klimmen. Daarover maak ik me wel wat zorgen.
Grau in grau noemen de Oostenrijkers dit weer. Het contrasteert met het gekleurde licht in ons huis, waarmee Heidi de laatste dagen druk is. Bij wijze van test heeft ze een paar peertjes in onze lampen vervangen door peertjes waarvan ik de kleur met een app op mijn telefoon kan instellen. Heidi is gek op dat soort snufjes, ik niet zo. Uit balorigheid koop ik elke keer dat iets moderns ons huishouden binnendringt via het internet, heel modern, iets uit mijn verleden en toen ik me realiseerde dat aan gekleurd, appgestuurd licht in ons huis niet was te ontkomen, zette ik mijn zinnen op een doosje soldaatjes van Airfix. De Britse commando’s die ik zocht, vond ik niet. Wel Spaanse ridders uit de tijd van El Cid.
Licht buiten adem door het te hoge tempo waarop ik loop, dwalen mijn gedachten naar de op een Arabier lijkende Spaanse ridder op de verpakking van mijn internetbestelling van gisteravond. Arabieren! De grootste slavenhandelaars aller tijden. De gecombineerde praktijken van de Nederlanders, de Engelsen en de Portugezen verbleken bij hoe de Arabieren tot niet lang geleden Europeanen en de bevolking van grote delen van Afrika in slavernij dwongen. Ik eh… ik vraag me af hoe slavernij zich wereldwijd zou hebben ontwikkeld als niet voornamelijk blanke mensen zo’n tweeënhalf honderd jaar geleden hadden ingegrepen, wat mijn gedachten even doet stranden bij de vraag hoe het kan zijn dat de mensheid zich nu vrijwillig door een kleine groep voornamelijk blanke mensen aan een digitale halsband laat leggen en zich op die manier overgeeft aan een vorm van slavernij die eerdaags zelfs de praktijken van de Arabieren zal doen verbleken.
Gisteravond, speurend naar mijn Airfixsoldaatjes op het internet, stuitte ik op een filmpje van de speech die de bekende Nederlandse rapper Akwasi’s eerder dit jaar gaf tijdens een antiracismedemonstratie op de Dam, in Amsterdam. Krasse woorden van de beste man. Woorden die als ik ze zou hebben uitgesproken onmiddellijke strafvervolging hadden geleid, bedenk ik, en via het vermoeden dat ik heb van Heidi’s waardering voor mijn verkeerde inschatting van de steilte van dit pad dwalen mijn gedachten door naar de keer dat ik net buiten Amsterdam een lezing gaf. Ik miste de laatste trein naar huis – ik woonde een periode in Amsterdam, onder de spoorlijn, in een straat die Onder de boogjes heet – en besloot dat het spoor me de snelste weg naar huis garandeerde. Het was een zwoele zomernacht en mijn mars door het grint langs de spoorlijn verliep voorspoedig tot ik een station passeerde en zes met knuppels gewapende, als politieagenten geüniformeerde mannen me insloten en vastgrepen. Seconden later lag ik op de grond, knieën op mijn rug en benen, een van mijn handen tussen mijn schouderbladen gedwongen. Elke beweging die ik maakte, leidde tot meer geweld en voor het eerst in mijn leven voelde ik opluchting toen twee echte agenten hun opwachting maakten.
Op mijn rug op een betonnen brits, starend naar het plafond van een helverlichte politiecel, vroeg ik me die nacht af hoe ik het voor elkaar had gekregen tweemaal in één week in zo’n cel te belanden. Een paar dagen eerder greep ik op de Brouwersgracht, net op het moment dat een politieauto voorbijreed, een junk bij zijn kladden toen hij door het ingeslagen raam uit een auto klauterde. Junkmans hield de gestolen autoradio tegen zijn borst geklemd en keek toe hoe agenten míj in de boeien sloegen. Toch was dat niet half zo vervelend als de keer dat ik in Rotterdam een alcoholfuik in reed. Geen idee wat ik verkeerd had gezegd, maar voordat ik wist wat er gaande was, sleurden agenten me uit mijn auto en lag ik geboeid met mijn gezicht op het asfalt terwijl een agent op me in trapte. De trappen van die agent was ik snel vergeten, niet haar vertrokken gezicht, waar ik vanuit mijn ooghoeken zicht op had. Een negatieve alcoholtest ten spijt werd me gevraagd even plaats te nemen in een cel, waarvan de deur pas tegen het ochtendgloren weer werd geopend. Toen ik aan de balie van het politiebureau informeerde wat er die nacht nu precies was voorgevallen, werkten agenten me hardhandig het politiebureau uit.
Excuus voor het tumult van gisteravond, had ik op het kaartje laten schrijven bij de taart die ik nog die dag bij dat politiebureau liet bezorgen. Man, een interne locus of control geeft rust. Wat me in dit leven ook overkomt, het is mijn schuld. Dat is prettig want het geeft me de kans te streven naar een verandering in mijn gedrag die maakt dat negatieve dingen die me overkomen me niet nog een keer overkomen. Natuurlijk zou ik als ik geen narrige kabouter zou zijn maar bijvoorbeeld op rapper Akwasi zou lijken een paar nachten minder in een cel hebben doorgebracht. Ik zou me daar druk om kunnen maken, maar streef liever naar een verandering in mijn gedrag die maakt dat ik ondanks mijn kaboutervoorkomen zo weinig mogelijk in politiecellen beland en … Miami! Ik woonde een periode in Miami hoewel ik het leeuwendeel van mijn tijd in Zuid-Amerika doorbracht.
Een paar frustrerende dagen had ik achter de rug in een dorp in Ecuador. Alle hutten in dat dorp stonden in twintig centimeter water sinds een rivier zijn loop had verlegd. De leefomstandigheden van de dorpelingen waren erbarmelijk en tevergeefs had ik geprobeerd te achterhalen waarom die dorpelingen hun hutten niet verplaatsten naar een plek buiten de invloedsfeer van de rivier. Eén maand werk, twee maanden? Ik eh… ik had er niets mee te maken en de dorpelingen lieten daarover geen misverstand bestaan. Toch, weer thuis in Miami, leek het nachtleven daar aantrekkelijker dan ooit en laat die eerste nacht na mijn terugkomst uit Ecuador, op weg naar mijn appartement, boven het News Café op Ocean Drive, stapte ik ergens de struiken in om te plassen. Mijn 501 net dichtgeknoopt, pakte iemand me van achteren vast. Ik draaide me om en haalde uit voordat tot me doordrong dat mijn belager een politie-uniform droeg.
Suf van het pak slaag dat ik kreeg, bracht ik een nacht door in een cel van het politiebureau dat een rol speelde in de televisieserie Miami Vice en verfomfaaid meldde ik me de volgende ochtend in het News Café voor koffie en eggs Florentine. De serveerster die me bediende, trok haar mond in een plooi en Gianni Versace, die meestal slechts naar me knikte als hij ’s morgens het News Café ’s binnenstapte, vroeg me vriendelijk of alles met me in orde was. Die avond bezocht ik het politiebureau waar ik de vorige nacht had doorgebracht vrijwillig en ik sprak met een van de agenten die me hadden gearresteerd, een stevige knaap van Latijns-Amerikaanse afkomst. We lachten om wat was voorgevallen en de aanklacht voor resisting arrest verdween in een papierversnipperaar, wat niet voorkwam dat een prosecutor me een paar maanden later in de rechtbank een zes weken durende cursus behavior in public probeerde op te leggen voor de aanklacht urinating in public. Wat was voorgevallen was mijn schuld, maar een pak slaag, oordeelde ik, was voldoende straf voor plassen in het openbaar, een pak slaag dat me vermoedelijk bespaard zou zijn gebleven als ik niet de kabouter was die ik ben …
‘Put your hands on the dashboard through the steering wheel,’ blafte de agent me toe die me aanhield toen ik ooit in de buurt van New York, waar ik ook een periode woonde, naar huis reed na te zijn geslaagd voor mijn Amerikaanse rijexamen. Pas nadat ik aan zijn bevel had voldaan, kwam de agent ter zake, een hand op de kolf van zijn pistool. Speeding. Hij schoot in de lach toen ik uitlegde dat de inkt op mijn rijbewijs nog nat was en pas bij het aanhoren rapper Akwasi’s speech op de Dam leerde ik dat me destijds in New York een behandeling te beurt was gevallen die normaal gesproken slechts niet-blanke mensen te beurt valt. Man, het was niet de laatste keer dat agenten me op die manier staande hielden in Amerika en het was een kwestie van tijd tot ik een keer de verkeerde agent tegen het lijf zou lopen. Toch liet ik me liever in Amerika staande houden dan in veel andere landen en ik denk aan de keer dat Engelse douaniers me hardhandig een verhoorkamer in werkten nadat ik only my genius had gegrapt toen me werd gevraagd of ik iets had aan te geven – een flauwe grap waarmee ik waarschijnlijk zou zijn weggekomen als ik op rapper Akwasi zou hebben geleken.
Mijn ademhaling herstelt zich. Vertwijfeld speurend naar de route voor onze laatste klim naar de top van de Zimba nestel ik me tussen de rotsen. Ik diep onze benzinebrander op uit mijn rugzak, zet een ketel water op het vuur en denk aan Duitsland, waar Heidi en ik naartoe verhuisden nadat ik de laatste keer uit Afghanistan terugkeerde. We kochten een hotel en leerden snel dat Duitsers op hun levensladders omhoog likken en naar beneden trappen. ’s Lands wijs, ’s lands eer. Niets mis mee, maar een kabouterwaard staat onderaan elke ladder. Beleefd waarschuwde ik Duitsers die mijns inziens te enthousiast naar beneden trapten, maar dat was olie op het vuur met als gevolg dat menig Duitser in de struiken voor ons terras belandde. De daaropvolgende vaak hardhandige confrontaties mit der Polizei, die me als buitenlander bij voorbaat schuldig achtte aan wat verbolgen gasten van ons hotel me ten laste legden, werden zo frequent dat Heidi en ik besloten ons hotel tegen elke prijs te verkopen en Duitsland zo snel mogelijk te verlaten. Ik koester geen wrok naar Duitsers. Kabouters maken iets dapper los in Duitsers. Wat inschikkelijkheid van mijn kant had veel ongemak kunnen voorkomen, maar eh... ik ben niet inschikkelijk.
Voor een nieuwe start reisden we naar Normandië, in Frankrijk. Bij het oprijden van een tolweg in de buurt van Metz hielden douaniers ons aan. Van hun initiële vriendelijkheid bleef niets over nadat onze paspoorten onze nationaliteit hadden verraden. Heidi schrok van de agressiviteit van die douaniers, die er niet aan leken te twijfelen dat ergens in onze auto een lading verdovende middelen verborgen was. Ik lachte erom en dacht aan de agenten van de Spaanse Guardia Civil die aan de Marokkaans-Spaanse grens op de koffers op mijn motorfiets doken na mijn terugkeer uit het Rifgebergte, waar ik ooit een paar maanden bivakkeerde, en ik kort daarop beteuterd naar mijn bezittingen staarde, die over het asfalt verspreid lagen, mijn benzinebrander in tweeën gebroken. Wat inschikkelijkheid van mijn kant had in beide gevallen het ongemak kunnen voorkomen, maar …
Terwijl ik kokend water in de filter op de rand van onze Stanleythermos giet, grinnik ik binnensmonds. Koffie op, ontdekte ik vanmorgen na onze wandeling met Moos de herdershond. Ik racete op mijn fiets de berg af, door het dorp Schruns naar de Lidl, en rook de sigarettenrook die langs me dreef toen ik op de terugweg stopte voor een verkeerslicht. ‘Waarom fiets jij zonder helm,’ hoorde ik me in plat Montafons toeblaffen. ‘Als jij een ongeluk krijgt, is er voor mij geen plaats in het ziekenhuis.’ De obese Oostenrijker naast me piekte de peuk van zijn sigaret weg en ik realiseerde me dat vriend Boterletter me nooit zou hebben aangesproken als ik niet een kabouter zou zijn. Minuten eerder had iemand voor de kassa bij de Lidl zijn karretje in mijn rug geduwd – en opnieuw. Ook dat type gesar zou me mijn leven lang bespaard zijn gebleven als ik groot en sterk had geleken, zoals rapper Akwasi, en … was het gisteren? Een boomlange vent boorde zich op een fietspad tussen Heidi en mij door tijdens onze dagelijkse fietsronde. Waarom dat gebeurde, is ons een raadsel, maar misschien fietsten we naar Oostenrijkse normen iets te breeduit naast elkaar op dat fietspad, wat we in de toekomst makkelijk kunnen voorkomen. Het was een wonder dat we overeind bleven. Ik zette de achtervolging in, maar mijn overigens krachtige kabouterbeentjes moesten hun meerdere erkennen in de elektrische motor op de fiets van onze nieuwe vriend.
Vorige week tijdens een bezoek aan Nederland, terwijl zijn collega druk was met het leegeten van een bakje patat, mayonaise rond zijn mondhoeken, en nog voordat Moos uit was geplast in een strook gras langs een vijver, blafte een BOA me toe: ‘U gaat dat toch zeker wel opruimen.’ Dat eh… dat is een typisch moment waarop een kabouter, als-ie niet in een politiecel wil belanden, op zijn tong moet bijten. Geen uur later was het raak met een beveiliger in de Jumbo, die … voorbeelden van botsingen met overheidsdienaren en medemensen stapelen zich op in mijn hoofd. Politieagenten, Duitsers, Oostenrijkers, BOA’s en beveiligers bij de Jumbo, mijn schuld, simpel zat. Ik ben een narrige kabouter en inschikkelijkheid is me vreemd. Narrige kabouters wekken wrevel bij sommige mensen, die zich vervolgens, als inschikkelijkheid uitblijft, dapper voelen. Gekneusde ribben en ander fysiek ongemak ten spijt lig ik er niet van wakker, hoewel de gevolgen van een botsing in het Zuid-Spaanse dorp Torre del Mar, waar Heidi en ik een jaar woonden, met een Duitse toerist in wie mijn kaboutervoorkomen iets dappers opriep me weldegelijk wakker hield.
Zijn vrouw of vriendin schreeuwde nadat Heidi en ik haar op een drukke markt passeerden dat Moos haar hond had gebeten. Moos bijt nooit. Het dier liep bedaard tussen ons in, zoals ze dat altijd doet, en terwijl we rustig doorliepen, vastbesloten mij een paar uur in een Spaanse politiecel te besparen, trapte de man die bij de schreeuwende vrouw hoorde me in mijn rug. Ik verdraaide iets in mijn enkel toen ik me verplicht voelde een Spaanse politiecel te riskeren en lopen zonder krukken was een paar weken onmogelijk. Omdat ik op mijn krukken net zoveel liep als zonder krukken zwol de knie op van het been dat er tijdens elke wandeling ontspannen bijhing en eh… oké, dat hield me wakker.
Grau in grau, Heidi’s gekleurde peertjes in ons huis, Airfixsoldaatjes uit mijn verleden, waarin iedereen gelijk was. Vrouwen, mannen, zwart, wit – of welke kleur een mens ook hebben kan – religieus, homoseksueel, het maakte niet uit; we zagen de verschillen tussen mensen als het bekende verschil tussen een dood vogeltje: zijn ene pootje is even lang. De auto’s in de straten waren pastelkleurig en zo was het leven …
De ergste vorm van ongelijkheid is te proberen ongelijke dingen gelijk te maken, merkte Aristoteles ooit op en ik schrok van de manier waarop de bekende Nederlandse rapper Akwasi probeert wat inmiddels alweer even gelijk is ongelijk te maken en … ‘Ik ruik koffie,’ klinkt de stem van mijn kaboutervrouw op het moment dat de top van de Zimba zich door de laaghangende bewolking een paar seconden dreigend laat zien …
Support me:
paypal.me Of doneer direct:
ES1100492183112014004990
BIC/Swift: BSCHESMM
t.n.v. Nikko Norte
Blog delen? Graag!