Nikko Norte
Het verschil tussen een dood vogeltje
De laaghangende bewolking slokt ons op, het pad waarop we lopen nauwelijks zichtbaar. Heidi loopt op haar eigen tempo. Ik zie haar niet maar maak me geen zorgen – nog niet. Het laatste stuk naar de top van de Zimba zullen we echt moeten klimmen en … grau in grau noemen de Oostenrijkers dit weer. Het contrasteert met het gekleurde licht in ons huis, waar Heidi de laatste dagen druk mee is. Alle peertjes zijn vervangen door peertjes die ik met een app op mijn telefoon moet bedienen. Heidi is gek op dat soort snufjes. Uit balorigheid koop ik iedere keer dat iets moderns ons huishouden binnendringt heel modern via het internet iets uit mijn verleden. Toen ik me realiseerde dat aan appgestuurd licht in ons huis niet was te ontkomen, zette ik mijn zinnen op een doosje soldaatjes van Airfix. De Britse commando’s die ik zocht, vond ik niet. Wel Spaanse ridders uit de tijd van El Cid.
Buiten adem denk ik aan de op een Arabier lijkende Spaanse ridder op de verpakking van mijn internetbestelling van gisteravond. Arabieren! De grootste slavenhandelaars aller tijden. De gecombineerde praktijken van de Nederlanders, de Engelsen en de Portugezen verbleken bij wat de Arabieren Europeanen en de bevolking van een groot deel van Afrika aandeden over een periode van bijna vijftienhonderd jaar. Gelukkig pleit rapper Akwasi er in een interview voor dat we elkaar niet kwalijk moeten nemen wat er in het verleden is voorgevallen.
Speurend op het internet naar Airfixsoldaatjes stuitte ik op een filmpje van rapper Akwasi’s speech op De Dam, in Amsterdam. Met woorden van gelijke strekking in een publiek debat zou ik niet zonder strafvervolging zijn weggekomen, besef ik, en van Heidi’s waarschijnlijke waardering voor mijn verkeerde inschatting van de steilte van het pad waarop we lopen, dwalen mijn gedachten naar de keer dat ik de laatste trein miste na een lezing die ik gaf in de buurt van Amsterdam. De wandeling langs het spoor naar mijn hotel in de binnenstad was aangenaam tot ik een station passeerde en zes man in politie-uniform me insloten en vastgrepen. Seconden later lag ik op de grond, knieën op mijn rug en benen, een van mijn handen tussen mijn schouderbladen gedwongen. Iedere beweging die ik maakte, leidde tot meer geweld en voor het eerst in mijn leven voelde ik opluchting toen twee echte agenten hun opwachting maakten.
Op een betonnen brits vroeg ik me die nacht af hoe ik kans had gezien tweemaal in één week in een politiecel te belanden. Een paar dagen eerder greep ik op de Brouwersgracht, net op het moment dat een politieauto voorbijreed, een junk bij de kladden toen hij door het ingeslagen raam uit een auto klauterde. Junkmans hield de gestolen autoradio tegen zijn borst geklemd en keek toe hoe agenten míj in de boeien sloegen. Toch was dat niet half zo vervelend als de keer dat ik in Rotterdam een alcoholfuik in reed. Geen idee wat ik verkeerd had gezegd, maar voordat ik wist wat gaande was, sleurden agenten me uit mijn auto en lag ik geboeid met mijn gezicht op het asfalt terwijl een agent op me in trapte. De trappen van die agent was ik snel vergeten, niet haar vertrokken gezicht, waar ik vanuit mijn ooghoeken zicht op had. Een negatieve alcoholtest ten spijt opende de deur van de cel waarin ik veronderstelde slechts kort te verpozen zich pas tegen het ochtendgloren. Toen ik aan de balie van het politiebureau informeerde wat er nu precies was voorgevallen, knuppelden agenten me het politiebureau uit.
Excuus voor het tumult van gisteravond, had ik op het kaartje laten schrijven bij de taart die ik die avond bij dat politiebureau liet bezorgen. Man, een interne locus of control geeft rust. Wat me in dit leven ook overkomt, is mijn schuld. Dat helpt me nieuw stuur aan mijn leven te geven en … Miami! Ik bracht wat frustrerende dagen door in een nederzetting in Ecuador die in twintig centimeter water stond sinds een rivier zijn loop had verlegd. De leefomstandigheden in die nederzetting waren erbarmelijk. Tevergeefs had ik geprobeerd te achterhalen waarom niemand zijn hut verplaatste naar een plek buiten de invloedsfeer van de rivier. Terug in Miami, waar ik een periode woonde, leek het nachtleven daar aantrekkelijker dan ooit en laat die nacht, op weg naar mijn appartement, stapte ik achter een struikgewas om te plassen. Mijn 501 net dichtgeknoopt, pakte iemand me van achteren vast. Ik draaide me om, haalde uit en raakte mijn belager voordat tot me doordrong dat hij een politie-uniform droeg.
Suf van het pak slaag dat ik kreeg, bracht ik een nacht in een cel door. Later dan gebruikelijk meldde ik me de volgende ochtend in het News Café voor koffie en eggs Florentine. De kelner die me bediende trok haar mond in een plooi en Gianni Versace, die meestal slechts naar me knikte als hij het News Café binnenstapte, vroeg me of alles met me in orde was. Die avond bezocht ik het hoofdkwartier van de politie van Miami vrijwillig en sprak ik met een van de agenten die me hadden gearresteerd, een stevige knaap van Latijns-Amerikaanse afkomst, zijn linkeroog opgezwollen. We lachten om wat was voorgevallen en de aanklacht voor resisting arrest verdween in een papierversnipperaar, wat niet voorkwam dat een prosecutor me een paar maanden later in de rechtbank een zes weken durende cursus behavior in public probeerde op te leggen voor de resterende aanklacht.
‘Put your hands on the dashboard through the steering wheel,’ blafte de agent me toe die me aanhield toen ik ooit in de buurt van New York, waar ik ook een periode woonde, naar huis reed na te zijn geslaagd voor mijn rijexamen. Pas nadat ik aan zijn bevel had voldaan, kwam de beste man ter zake, een hand op de kolf van zijn pistool. Speeding. Hij schoot in de lach toen ik uitlegde dat de inkt op mijn rijbewijs nog nat was. Pas bij het aanhoren van de speech van rapper Akwasi leerde ik dat me destijds in New York een behandeling te beurt was gevallen die slechts niet-blanke mensen te beurt valt. Man, het was niet de laatste keer dat agenten me op die manier staande hielden in Amerika en het was een kwestie van tijd tot ik een keer de verkeerde agent tegen het lijf zou lopen. Toch liet ik me liever in Amerika staande houden dan in veel andere landen en ik denk aan de keer dat Engelse douaniers me hardhandig een verhoorkamer in werkten nadat ik only my genius had geantwoord op de vraag of ik iets had aan te geven, een antwoord waarmee rapper Akwasi, daarvan ben ik overtuigd, zou zijn weggekomen.
Mijn ademhaling herstelt zich. Vertwijfeld speurend naar de route voor onze laatste klim naar de top van de Zimba nestel ik me tussen de rotsen. Ik diep onze benzinebrander op uit mijn rugzak, zet een ketel water op het vuur en denk aan Duitsland, waar Heidi en ik naartoe verhuisden nadat ik de laatste keer uit Afghanistan terugkeerde. We kochten een hotel en leerden snel dat Duitsers op hun levensladders omhoog likken en naar beneden trappen. ’s Lands wijs, ’s lands eer, niets mis mee, maar een waard staat onderaan iedere ladder. Beleefd waarschuwde ik Duitsers die mijns inziens te enthousiast naar beneden trapten, maar mijn kabouterverschijning was koren op de molen met als gevolg dat menig Duitser tussen de begonia’s voor ons terras belandde. De daaropvolgende, vaak gewelddadige confrontaties mit der Polizei, die me als buitenlander bij voorbaat schuldig achtte aan wat verbolgen klanten me ten laste legden, waren na een paar jaar zo frequent dat Heidi en ik de handdoek gooiden.
Voor een nieuwe start reisden we naar Normandië, in Frankrijk. Bij het oprijden van een tolweg in de buurt van Metz hielden douaniers ons aan. Van hun initiële vriendelijkheid bleef weinig over nadat onze paspoorten onze nationaliteit hadden verraden. Heidi schrok van de agressiviteit van die douaniers, die er niet aan leken te twijfelen dat wij een lading verdovende middelen hun land binnen smokkelden. Ik lachte erom en dacht aan de agenten van de Guardia Civil die aan de Marokkaans-Spaanse grens op de koffers op mijn motorfiets doken na mijn terugkeer uit het Rifgebergte, waar ik ooit een paar maanden bivakkeerde, en ik niet veel later naar mijn bezittingen staarde, die over de weg verspreid lagen, mijn benzinebrander in tweeën gebroken.
Terwijl ik kokend water in de filter op de rand van onze Stanleythermoskan giet, grinnik ik in mezelf. Koffie op, ontdekte ik vanmorgen na onze wandeling met Moos de hond. Ik trapte op mijn Cannondale de berg af naar de Lidl en rook de sigarettenrook die langs me dreef toen ik op de terugweg stopte voor een verkeerslicht in het dorp. ‘Waarom fiets jij zonder helm,’ hoorde ik me in het Montafons toeblaffen: ‘Als jij een ongeluk krijgt, is er voor mij geen plaats in het ziekenhuis.’ De obese Oostenrijker naast me piekte zijn sigarettenpeuk van zich af en ik realiseerde me dat vriend Boterletter me nooit zou hebben aangesproken als ik de uiterlijke verschijning van rapper Akwasi had gehad. Minuten eerder had iemand voor de kassa bij de Lidl zijn karretje in mijn rug geduwd – en opnieuw. Ook dat type gesar zou me met rapper Akwasi’s uiterlijke verschijning mijn leven lang bespaard zijn gebleven en … was het gisteren? Een boomlange vent boorde zich op een fietspad tussen Heidi en mij door tijdens onze dagelijkse fietsronde. Het was een wonder dat we overeind bleven. Ik zette de achtervolging in, maar zelfs mijn krachtige kabouterbeentjes moesten hun meerdere erkennen in de e-motor op de fiets meines neuen Freundes.
‘U gaat dat toch zeker wel opruimen,’ blafte een snotgurg in BOA-uniform me vorige week in Nederland toe nog voordat Moos, herder, type Duits, weiblich, uit was geplast in het gras langs een vijver, zijn collega druk met het leegeten van een bakje patat, mayonaise rond zijn mondhoeken. Man, dat zijn de momenten waarop een kabouter er verstandig aan doet op zijn tong te bijten. Geen uur later was het raak met een beveiliger in de Jumbo, die … voorbeelden van botsingen met overheidsdienaren en medemensen stapelen zich op in mijn hoofd en ik ben mijn negatieve gedachtestroom beu. Ik eh… ik ben een onuitstaanbare kabouter en daarnaast is inschikkelijkheid me vreemd. Onuitstaanbare, niet-inschikkelijke kabouters maken mensen soms nijdig en daarna, als inschikkelijkheid uitblijft, dapper. Gekneusde ribben en ander fysiek ongemak houden me weleens uit mijn slaap. Anders dan dat hielpen en helpen botsingen met kabouteronvriendelijke overheidsdienaren en medemensen me bontere kleuren te vinden voor de kleurplaat van mijn leven en … waarom speelt het woord pastelkleurig door mijn hoofd? Het heeft iets met mijn jeugd te maken. Vrouwen, mannen, zwart, wit – of welke kleur een mens ook hebben kan – religieus, homoseksueel, het maakte niet uit; we zagen de verschillen tussen mensen als het bekende verschil tussen een dood vogeltje: zijn ene pootje is even lang. Auto’s waren pastelkleurig en zo was het leven.
De ergste vorm van ongelijkheid is te proberen ongelijke dingen gelijk te maken, merkte Aristoteles ooit op. Ik worstel nog steeds met wat hij daarmee bedoelde en schrok van de manier waarop rapper Akwasi, zich er niet van bewust dat het lastig is om handen te schudden met een gebalde vuist, probeert wat inmiddels alweer even gelijk is ongelijk te maken. Cui bono? vraag ik me af en … ‘Koffie!’ klinkt de stem van mijn kaboutervrouw op het moment dat de top van de Zimba zich tussen wolkenflarden heel even dreigend laat zien.
Blog delen? Graag!