Nikko Norte
De desastreuze douanier …
‘Je peux me défendre,’ hoor ik mezelf antwoorden terwijl Heidi, naast me in de auto, afkeurend haar hoofd schudt en ik besef dat ik een origineler antwoord moet verzinnen op de vraag of ik Frans spreek. Die vraag wordt me de afgelopen drie jaar regelmatig gesteld in vergelijkbare situaties, de laatste keer nog geen twee uur geleden.
Een douanier leunt in het geopende raam van mijn portier, zijn onderarmen over elkaar gekruist op de raamlijst. Collega-douaniers staan rond onze auto. Sommigen ogenschijnlijk ongeïnteresseerd, anderen in Dirty Harrymodus.
‘Vous venez d’où?’
‘Nous venons d’espagne.’
‘Ah, dan kunnen we Spaans spreken,' zegt de douanier in het Spaans.
‘No, antwoord ik, 'estamos en Francia y hablamos francés.’ Heidi, zie ik uit mijn ooghoek, schudt opnieuw haar hoofd, een frons op het voorhoofd van de douanier. ‘Vous allez où?’ vraagt hij in het Frans.
‘Hollande.’
‘Om wat te doen?’
‘Travail.’
‘En wat vervoert u in de auto?’
‘Een Duitse herder en kampeeruitrusting.’
‘Vous faites du camping als u gaat werken?’
‘Cause de suspicion?’
‘Uh-hum… Waar in Spanje bent u geweest?’
‘Le nord.’
‘En vacances?’
‘Non, nous habitons en Espagne.’
‘En waar in Spanje woont u?’ Ik kijk Heidi aan en vraag: ‘Hoe heet ons dorp ook alweer?’
‘Ordis,’ antwoordt Heidi. Ik kijk de douanier aan en zeg: ‘Ordis.’
‘Vous ne savez pas où vous habitez?’
‘We wonen in Spanje depuis six jours.’
‘En daarvoor woonde u in Oostenrijk?’
‘Non, en Angleterre.’
‘Maar u rijdt in een Oostenrijkse auto.’
‘Richtig …’
‘Quoi?’
‘Voor Engeland woonden we in Oostenrijk.’
‘Hoelang heeft u dan in Engeland gewoond?’ Ik ben het zat, zeg: ‘Si cette enquête continue comme ça maak ik ondertussen even koffie’ en duik in de richting van de douanier omdat ik weet dat een uithaal van Heidi onvermijdelijk is. Die uithaal raakt me op mijn schouder, de douanier schiet in de lach en eindelijk komt hij ter zake: ‘Cannabis, cocaïne …?’
‘Ça dépend du prix,’ antwoord ik. Heidi en de douanier schudden nu allebei hun hoofd, maar dan besluit ook de douanier dat hij het zat is en hij wenst ons bon voyage. Ik trek op, rem en rijd weer achteruit. De douanier kruist zijn armen voor de borst en ik vraag hem: ‘Wilt je onze paspoorten niet zien?’
‘Bon voyage …’
Opnieuw trek ik op en ik denk aan een artikel dat ik onlangs las. De invoering van biometrische, digitale paspoorten is een kwestie van maanden, als het aan de EU ligt, de redenen die aan die invoering ten grondslag liggen dubieus, als mijn mening telt. Slechts een scan van ons gezicht en we passeren probleemloos een grenscontrole – die er conform het Akkoord van Schengen überhaupt niet kan zijn – en daarnaast voorkomen we fysiek contact tussen burgers en gezagsdragers, wat ons gezond houdt. Dat soort redenen. Eerder al hoorde ik Ursula von der Leyen raaskallen dat biometrische, digitale paspoorten het internet veiliger maken en … oh man.
Sinds de uitbraak van covid reizen Heidi, Moos de herdershond en ik door Europa zoals we dat altijd deden. Van gesloten grenzen merkten we niets, hoewel we in het binnenland vaker werden aangehouden dan voorheen. In paspoorten was geen douanier of politieagent geïnteresseerd en ook om negatieve PCR-testen of vaccinatiebewijzen vroegen ze nooit. En dat is natuurlijk niet helemaal waar, want het ging een keer mis. Twee rolmopsen in het uniform van de Oostenrijkse politie weigerden ons de toegang tot Italië. Het voorval voorzag me van de inspiratie het blog Waarheen leidt de weg te schrijven en … ‘Je zocht toch een Auchan?’ onderbreekt Heidi mijn gedachten en dat is waar: ik zocht een Auchan. De stripboekafdeling van de Auchan is vaak uitgebreider dan die van andere supermarkten en ik volg Heidi’s aanwijzingen tot ik voor een Auchan parkeer. Niet veel later draaf ik blij als een kind weer naar de auto met twee Tuniques Bleues en de nieuwste Lucky Luke.
Eind maart 2023. Zes dagen waren we in Spanje. Afgelopen donderdag kregen we de sleutels van ons nieuwe huis, een oude stal die tot woning is omgebouwd. Alle vertrekken behalve de slaapkamer hebben een boogvormig, stenen plafond en eh… man, wat een gaaf huis! Maar geen meubels. Na zeven internationale verhuizingen in acht jaar tijd hebben we geen meubelstuk meer over en wat we nog bezitten aan kleding, boeken en andere zaken waaraan we zijn gehecht, lag langs de wanden op de vloer. Terwijl ik piekerend over hoe ik ons meubelprobleem ga oplossen door ons nieuwe huis ijsbeerde, vroeg een passerende dorpsgenoot me door het geopende slaapkamerraam hoe groot het matras is dat hij op de grond zag liggen. Een uur later waren we de trotse bezitters van een antiek bed, dat ik eerdaags schuur en verf.
Een bed en vloerverwarming! Dat vormde een contrast met hoe Heidi, Moos en ik de afgelopen maanden in een te kleine tent leefden op een camping in de buurt van Groningen. We waren graag nog een paar dagen in Spanje gebleven, maar overmorgen ben ik te gast bij Forum Inside, de podcast van Thierry Baudet. Ik ontmoette Thierry twee keer – mooi stukje piano speelt hij – las zijn Coronabedrog en zijn Gideonsbende en geloof stellig dat de laatste verkiezingen in Nederland anders zouden zijn uitgepakt als mensen hun krant terzijde hadden geschoven om in plaats daarvan die boeken te lezen …
Het is nog steeds zonnig als ik op de A75 een afslag neem en via smalle wegen naar het kasteel van Sévérac rijd. Even later snort de brander onder een ketel water voor koffie, rolt Moos door het gras waarin Heidi op haar rug op een slaapzak ligt en lees ik l’Arche de Rantanplan. Lucky Luke zonder Goscinny is geen Lucky Luke, maar ik ben gek op de vrolijke kleuren van stripboeken en lees ze om mijn talen bij te houden. Spaans leerde ik aan de hand van Asterixstrips en ik herinner me hoe ik ooit mijn eerste Spaanse zin sprak.
Lang, lang geleden, op zoek naar een stuk grond om te kopen, stuurde een makelaar mijn open Landcruiser door Andalusië, waar ik me destijds wilde vestigen. Als passagier in mijn eigen auto genoot ik van de omgeving en toen ik bij een eenzame boerderij wat varkens zag scharrelen, vroeg ik, zoals Obelix me de vorige avond had geleerd: ‘Son cerdos salvages o jabilis domesticos?’ Die eerste woorden Spaans, die ik na maanden zwijgen sprak, deden ons bijna in een greppel belanden. Mijn eerste woorden Italiaans kwamen me duurder te staan. Zonder helm toerde ik lang, lang geleden op een scooter door Italië. Twee carabinieri hielden me aan. Pofbroeken in hoge, glanzende laarzen, bandeliers met gespen over de borst en enorme petten op het hoofd. Wat een vertoning. Om het ijs te breken, zei ik, zoals Obelix me de vorige avond had geleerd: ‘Sono pazzi questi romani’ en … ‘Ken je dat verhaal van de kleine Adolf?’ vraag ik Heidi terwijl ik kokend water over gemalen koffie giet.
‘Hm…’ antwoordt Heidi.
‘Zes jaar oud en hij heeft nog nooit een woord gesproken. Op een avond tijdens het eten zegt de kleine Adolf plotseling: “Die Suppe ist kalt.” Zijn ouders kunnen hun vreugde niet op en Adolfs moeder vraagt hem waarom hij nooit eerder iets heeft gezegd. De kleine Adolf denkt even na en antwoordt: “Bis jetzt war alles in Ordnung.”’
‘Heel geestig,’ mompelt Heidi, haar ogen gesloten, en ik verdeel koffie uit onze Stanleythermos over twee mokken. Door de stoom uit mijn mok glijdt mijn blik over de vervallen muren van het kasteel van Sévérac. Geen koffie in de glorietijd van dat kasteel, maar als ik toch een tijdmachine had …
Een hele dag zou ik in gedachten verzonken door het kasteel van Sévérac kunnen dwalen en met tegenzin berg ik na een halfuur onze koffiespullen op en gebaar ik Moos de auto in. Nog geen twee uur zijn we onderweg als douaniers ons in de buurt van Clermont-Ferrand voor de derde keer vandaag aanhouden. Ik laat mijn raam zakken, zeg: ‘Pas de cannabis, pas de cocaïne’ en denk aan hoe ik ooit twee mensen begeleidde uit een deel van Afrika waar de grond hun te heet onder de voeten was geworden.
Vermoeid sjokten we door dichte begroeiing die slechts uit marihuanaplanten bestond. Aan de rand van dat marihuanaveld droeg ik mijn reisgezelschap op wat rantsoenen op te warmen. Iets verderop, in een verlaten nederzetting, maakte een oude vrouw me duidelijk dat ze bij een bron was geweest om water te halen. Bij terugkomst had ze de nederzetting verlaten aangetroffen. De vrouw begeleidde me naar een plek waar ze vermoedde dat haar zoon zich schuilhield. We vonden een groep dorpelingen, waaronder de zoon, en nadat ik duidelijk had gemaakt dat ik geen overheid vertegenwoordigde en geen kwaad in de zin had, hurkten de zoon en ik in de verschroeide aarde. Binnenkort, vertelde mijn nieuwe vriend me in gebroken Frans, zouden de witte mannen komen om zijn marihuana te kopen.
‘Heb je al eerder iets verkocht?’ vroeg ik hem.
‘Non, non …’
‘Wat verbouwde je voorheen?’
‘Maïs.’
‘Waarom zijn je planten zo hoog? De knoppen van de planten moeten groeien, niet de stengels,’ hakkelde ik, mijn hersens onder hoogspanning om woorden zoals boutons en tiges beschikbaar te maken.
‘Oui, oui … heel hoog. Goede oogst.’
Ik vroeg hem hoe hij zijn oogst transporteerde, de dichtstbijzijnde weg een dag of drie verwijderd van waar we ons bevonden. Een weg die wemelde van allerlei soorten politie, militairen en rovende bendes.
‘Nous marchons.’
‘Hoeveel draag je dan als je loopt?’
‘Cinquante ka-zjé,’ antwoordde hij, zijn ogen glinsterend van trots. Ik keek naar zijn ondervoede lichaam, schudde mijn hoofd en zei: ‘Laat maar zien.’ We liepen terug naar de nederzetting, dorpelingen, in vodden, in ons kielzog, en voordat mijn vriend een hut binnenging, wees hij op een autoportier, ingemetseld in een van de lemen muren van die hut, op dat portier het logo van Unicef. Eenmaal binnen draaide hij het raam in het portier open. Hij stak zijn hoofd door het open raam en zei grijnzend: ‘Climatisation.’ Toen hij weer naar buiten kwam, droeg hij een zak, die hij voor me neerzette. Hij wees op wat op de zak was geprint: 50kg.
Tijdens latere tochten door Afrika vond ik meer marihuanavelden. De omstandigheden waaronder veel toekomstige drugsbaronnen en hun families leefden, waren schokkend, bedenk ik terwijl ik in het gezicht van de douanier aan mijn raam staar. Al dat belastinggeld om vriend boterletter en zijn collega’s te werven, te selecteren en op te leiden, al dat belastinggeld om vriend boterletter en zijn collega’s op een rotonde in Frankrijk te laten staan, waar ze niet een enkel geval van drugsverslaving voorkomen, een deel van de wereld in het verderf storten en … ‘Bon voyage.’
‘Tu ne veux pas voir nos passeports?’
‘Bon voyage …’
Blog delen? Graag!