hldd0umdhyh5c7mglsn29ql0j-tre89i1w4h9m-533tsstg-4wd1kw-wetspv7ov6qf520qq6sl6dt-qwfy8gsd6y-pn8d9g-dm1iazu29-hpbioy52dq8xm12kf5x4n
top of page
  • Foto van schrijverNikko Norte

Buitenproportioneel geweld ...

Onlangs las ik in De Volkskrant een interview met een antropoloog die pleit voor meer begrip voor morele verwondingen onder militairen. Stel, vat De Volkskrant het onderzoek dat de antropoloog deed samen, je wordt als militair uitgezonden naar Afghanistan. Je bent goed getraind en je weet ongeveer wat je kunt verwachten. Je voert je taken zo goed mogelijk uit, doorstaat een paar hachelijke vuurgevechten en komt tevreden thuis. Dan begint het. Je krijgt nachtmerries. Niet over kogels of over je maatje dat gewond raakte. Nee, je ziet steeds die ene vrouw met haar zieke kind. Ze vroeg om hulp, maar je kon niks doen en ... ik haakte af. Waar het gaat om Nederlandse militairen die wisten wat ze in Afghanistan te wachten stond, moest ik denken aan de Belgen, die het tijdens de eerste Golfoorlog aan de stok kregen met Mexico omdat ze een onderzeeboot, vol parachutisten, naar de verkeerde golf hadden gestuurd.


Ook vuurgevechten vormen een interessant onderwerp en mijn standpunt daarin wordt aardig belicht, niet ontkracht, in een filmpje dat een boze veteraan op mijn Facebookpagina plaatste. Nederlandse militairen, schreeuwend naar elkaar dat ze geen doelaanbod hebben, jassen een hoeveelheid munitie het voorterrein in die onder geen enkele omstandigheid aanvaardbaar zou zijn. Het is een kwestie van definiëren, maar de militairen die in Afghanistan in een werkelijk vuurgevecht belandden, zijn te tellen op de vingers van één hand. En militairen die in Afghanistan op moeders stuitten die hulp vroegen voor hun zieke kinderen? Onmogelijk om een veelvoud van redenen gerelateerd aan de aard van de bevolking van Afghanistan: zelden ziek, en wars van hulp van buitenstaanders.


Sinds het uitkomen van Onvoorspelbaar verleden, mijn boek over mijn eerste tien maanden in de Afghaanse provincie met de Nederlandse krijgsmacht, druppelen de verhalen bij me binnen van militairen die ik niet anders dan moreel beschadigd kan noemen. Schrijnende verhalen. Met andere ogen las ik het interview met de antropoloog vanmorgen opnieuw. Schaamte, schuld en boosheid onder veel veteranen, niet te verwarren met PTSS.


Een vraag die een journalist van Het Financieele Dagblad me stelde, veranderde mijn kijk op de zaken definitief: ‘Was het te voorkomen geweest dat de zoon van generaal van Uhm op een bermbom reed?’ Op het moment dat ik hem het enige antwoord gaf dat ik kon geven, duizelde het me en besefte ik dat schaamte en schuld onbewust de drijfveren waren geweest om mijn boek te schrijven.


Had het niet in mijn vermogen gelegen meer leed te voorkomen? Na tien maanden Uruzgan beschikte ik over voldoende informatie om de Nederlandse wederopbouwmissie plat te leggen. Toen ik een paar maanden na die eerste tien maanden in Uruzgan terugkeerde, was het hek volledig van de dam en was er zelfs geen sprake meer van een intentie tot wederopbouw. Waarom hield ik geen contact met de journalist van Trouw die me ooit in mijn eentje in Tarin Kowt betrapte, een stadje op twee kilometer afstand van het Nederlandse Kamp Holland, een shemagh om mijn hoofd, een kalasjnikov over een schouder? Hoeveel andere middelen had ik onbenut gelaten om de waanzin die zich in Uruzgan voltrok een halt toe te roepen? Tot mijn laatste dag in Uruzgan schreeuwde ik van de daken dat we de plank missloegen met onze manier van optreden. Had ik niet nóg harder moeten schreeuwen?


Onderweg naar een interview in Rotterdam, trommelend op het stuur van de auto op wat ik denk dat het ritme is van Mama don’t lie van J.J. Cale, pieker ik over de dood van een Nederlandse militair die ik mogelijk had kunnen voorkomen en denk ik aan de journalist van AD die me vorige week tijdens een interview vroeg of er dan niets is wat ik deed in Afghanistan waarop ik trots ben. Op de schoten die ik níét loste, wilde ik antwoorden en ik antwoordde: ‘Nee.’


Man, ik mis de literaire kwaliteiten om het verdriet uit te drukken dat ik regelmatig voel als ik denk aan de nabestaanden van de slachtoffers onder de bevolking van Uruzgan en onder de Nederlandse militairen die in Uruzgan dienden. Ik deed wat in mijn vermogen lag om ellende te voorkomen, maar deed ik genoeg? Toch weiger ik mezelf moreel gewond te noemen. Gewond zijn, zoals ik het zie, impliceert een handicap en ik ben niet gehandicapt. Wat ons niet doodt … we kennen dat verhaal wel, maar met Nietzsches woorden in het achterhoofd werp ik op dat van de mensen die mij hun ontluisterende verhalen sturen het morele kompas niet aan deviatie onderhevig is; dat kompas is beter gekalibreerd dan dat van militairen die filmpjes van buitenproportioneel geweld op het internet plaatsen en daar trots uit putten …

 

Support me!

backme.org

paypal.me Of doneer direct:

ES1100492183112014004990

BIC/Swift: BSCHESMM

t.n.v. Nikko Norte

 

Blog delen? Graag!

bottom of page