hldd0umdhyh5c7mglsn29ql0j-tre89i1w4h9m-533tsstg-4wd1kw-wetspv7ov6qf520qq6sl6dt-qwfy8gsd6y-pn8d9g-dm1iazu29-hpbioy52dq8xm12kf5x4n
top of page
  • Foto van schrijverNikko Norte

Bevel is bevel

Beduusd laat Marguerite zich met haar man, zoon, dochters en kleinzoon vanuit de boerderij waarin ze met haar gezin woont door drie soldaten naar het dorp afvoeren. In het dorp heerst chaos. De dorpsomroeper roept mensen op zich op het marktplein te verzamelen, terwijl Duitse soldaten op deuren en ramen bonken, deuren openbreken en mensen die nog in hun huizen zijn naar het marktplein gebaren. 'Raus, raus …' klinkt overal.

Het is een angstaanjagende bedoening. Duitsers in uniform laten zich zelden in het dorp zien en de oorlog zou aan het dorp voorbij zijn gegaan als het niet was volgestroomd met vluchtelingen, Spaanse republikeinen, op de vlucht voor Franco’s nationalisten, ya-ya’s uit de Elzas, mensen uit het noorden van Frankrijk en joodse mensen uit Oost-Europa, en als niet zo veel mannen uit het dorp al in 1939 en 1940 krijgsgevangen waren genomen of voor de arbeitseinsatz naar Duitsland waren afgevoerd. Vlees en tabak zijn schaars, toegegeven, maar in de cafés is wie morgen de geblesseerde doelman van het voetbalelftal vervangt een belangrijker gespreksonderwerp dan de landingen van geallieerde troepen in Normandië afgelopen dinsdag. Iemand draagt een oude, verlamde man naar het marktplein en mevrouw Binet, al bijna een week ziek, strompelt in haar pyjama voor Marguerite en haar gezin uit.

Een controle van identiteitspapieren riep de dorpsomroeper om. Marguerite en haar man, Simon, denken er het hunne van. Eenmaal op het marktplein verliest Marguerite haar dochters en kleinzoon uit het oog; het plein is afgeladen met angstige mensen, sommigen juist overdreven luchtig gestemd. Burgemeester Desourteaux discussieert met een Duitse officier, en een soldaat schreeuwt in slecht Frans dat de vrouwen en mannen zich van elkaar moeten scheiden.

Net voordat een tiental soldaten de vrouwen de hoofdstraat in drijft, ziet Marguerite een glimp van Simon. Jean, haar zoon, over twee weken 23 jaar oud, staat naast hem. Beiden zwaaien. Ze zwaait terug en hoopt dat ze haar dochters onder de honderd, misschien wel tweehonderd vrouwen terug zal vinden.

De soldaten dirigeren de vrouwen, van wie er veel protesteren of huilen, in de richting van de kerk. Marguerite is een van de weinige vrouwen die geen kinderwagen duwt of een kind op de arm draagt of aan de hand meevoert. Oprecht bang nu gaat ze de kerk binnen, waar ze met alle andere vrouwen van het dorp en hun kinderen bijna twee uur nerveus wacht op wat komen gaat. Buiten klinkt af en toe het tot dan toe onbekende geluid van machinegeweersalvo’s. Dan, plotseling, banen soldaten zich een weg de kerk in. Ze plaatsen een kist op een stoel, steken de lonten die eruit hangen aan, lopen achteruit de kerk uit, hun geweren in de aanslag, en sluiten de kerkdeuren achter zich. Voordat iemand kan reageren, is het te laat. Een explosie. Rook vult de kerk en in paniek storten vrouwen zich op de gebarricadeerde deuren, die prompt bezwijken. Een golf van frisse lucht gaat door de kerk, maar op hetzelfde moment klinkt het geratel van mitrailleurs. Vrouwen en kinderen gillen en zakken door kogels getroffen in elkaar. Marguerite zit verlamd van angst op een traptrede, happend naar lucht. Soldaten gooien brandgranaten de kerk in en schieten nog steeds op wie zich in de richting van de deuren waagt. Andrée, een van Marguerites dochters, duikt op uit de rook, waarin Amélie en de zeven maanden oude Guy waarschijnlijk nog ronddolen. Andrée lijkt te worden opgetild voordat ze op de stenen kerkvloer valt. Andrée is dood en die waarheid raakt Marguerite alsof ze zelf door een kogel is getroffen. Toch dringt de werkelijkheid van wat zich voltrekt niet langer tot haar door. Op handen en knieën kruipt ze naar het hoofdaltaar en … kuierend in de richting van de restanten van de kerk van Oradour-sur-Glane, tussen de ruïnes van huizen die ooit een welvarend dorp vormden, probeer ik me los te maken van wat ik door de jaren over het bloedbad van Oradour heb gelezen en ga ik mee in de zijstap die mijn gedachten maken naar een discussie die woedde op mijn LinkedInpagina.

Een hoofdofficier en een advocaat leken in die discussie de vrijheid te betwisten die ik heb me te uiten over het optreden van de Nederlandse krijgsmacht in Afghanistan. Een filosoof nam het voor me op en introduceerde Sartre in de discussie, die, zoals veel mensen en ook ik, het decreet bevel is bevel verwerpt, gebaseerd op de vrijheid die hij ieder mens toedicht. Hoe juist ook de context waarin de filosoof de woorden bevel is bevel gebruikte, hij groef zijn eigen nazivalkuil en onderwijl wild schoppend kopte de hoofdofficier de voorgezette bal probleemloos in het doel: ik ben niet de juiste persoon voor een bulshitbingo [sic] met iemand die de schaamteloze vergelijking durft te maken met twijfelachtige regimes. De filosoof maakte de vergelijking niet en ook ik maakte hem nooit, hoewel ik er in Afghanistan regelmatig getuige van was dat de Nederlandse krijgsmacht bommen afwierp, granaten afschoot of het vuur opende op mensen waarvan onmogelijk kon worden vastgesteld of zij goed of kwaad in de zin hadden, waarbij, naast nog een vraag of zes of zeven, de vraag kan worden gesteld of mensen – zonder voorafgaand proces – de doodstraf verdienen voor het in de zin hebben van kwaad.

Ik voel me onrustig worden en besef dat dat niets te maken heeft met de gedachten die door mijn hoofd spoken. Lieu de mémoire Oradour-sur-Glane lijkt vandaag louter te worden bezocht door onwaarschijnlijk obese mensen. Links, rechts en overal schuifelen ze in niets verhullende leggings en strakke T-shirts tussen de ruïnes van wat eens een dorp was waarin de woorden joie de vivre nog niet synoniem waren met smikkelen en smullen. Vanonder mondkapjes roepen ze elkaar naar de juiste posities voor foto’s. Naast een bord waarop in verweerde letters het woord silence staat, zoekt een vrouw tussen lagen elkaar overlappend lichaamsvet naar een rinkelende telefoon. Onder andere omstandigheden zou ik minder aanstoot hebben genomen aan wat ik waarneem. Nu wil ik niets liever dan me eraan onttrekken.

Zonder naar binnen te kijken, haast ik me voor de ingang van de kerk langs. Ik spring over een muurtje, sluip via openingen in afgebrokkelde muren door twee tuintjes, ga uit het zicht van iedereen tegen de achterwand van de kerk zitten en bedenk dat de wereld tachtig jaar geleden bijna ten onder ging omdat een aantal mensen dacht meer ruimte nodig te hebben om koeien te laten grazen en aardappels te poten. Nu gaat de wereld ten onder omdat vrijwel niemand meer van de hamburgers en de patatjes af kan blijven, <<Après nous, le déluge>> meer in zwang dan ooit, hoewel we het tegendeel van de daken schreeuwen. Ik blijf voor wat dat aangaat graag bij wat ik me van Sartre herinner: de mens is wat hij doet, leef conform de enige werkelijke hoewel onbespreekbare opties die er zijn om de wereld te redden en … mijn telefoon trilt. Een WhatsAppbericht van een vriend die voor ons uit naar Asturië, in Spanje, is gereisd, waar we een paar dagen gaan fietsen. Vergeet Spanje. Zelfs op de fiets een mondkapje op. Terug naar Frankrijk. Tourmalet en Aspin. Man, we zouden om corona hebben gelachen als we vijftig jaar geleden massaal hadden besloten van de hamburgers en de patatjes af te blijven en ik vraag me af of er vandaag één bezoeker in Oradour-sur-Glane is die in staat is in een hellevuur via een kerkaltaar naar een versplinterd raam te klimmen, erdoor te kruipen en vier, vijf meter naar beneden te springen.

Marguerite Rouffanche, 47 jaar oud, landde waar ik nu zit, nadat ze uit een van de drie ramen boven me in de kerkmuur was gesprongen. Een vrouw met kind was haar gevolgd. Marguerite ving het kind op maar kon niet voorkomen dat het zijn hoofd stootte en met zijn gegil de aandacht van de Duitsers trok. De vrouw en haar kind stierven in een regen van kogels. Vijf kogels troffen Marguerite. Toch zag ze kans naar de tuintjes te kruipen waar ik zojuist doorheen sloop. In die tuintjes groeiden destijds erwtenstruiken, waartussen haar goedgezinde mensen haar een dag later vonden. Marguerite overleed in 1988 op negentigjarige leeftijd, 44 jaar na de dood van Simon, Jean, Andrée, Amélie, de kleine Guy en 637 inwoners van Oradour-sur-Glane.

Mijn gedachten dwalen terug naar de poging mij duidelijk te maken dat mijn vrijheid van meningsuiting beperkt is van kolonel Bullshitbingo, directeur van het veteraneninstituut, en dwalen door naar PTSS. Zesduizend Nederlandse PTSS-slachtoffers. Zoveel incidenten die een militair hadden kunnen traumatiseren, zijn er sinds de Koreaoorlog niet geweest, wat slechts kan betekenen dat het begrip trauma aan deflatie onderhevig is sinds Marguerite Rouffanche uit het raam van een brandende kerk sprong waarin ze haar dochters en kleinzoon stervend of dood achterliet, vijf kogels even buiten beschouwing gelaten. Hoewel het me spijt voor veteranen die ongeschonden, soms geschonden, aan een mogelijk traumatiserende ervaring ontsnapten – en waarvan de meesten die ik ken er het zwijgen toe doen – bevestigen veel verhalen van PTSS-slachtoffers die de media weten te vinden en voor wie vrijheid van meningsuiting nog steeds onbeperkt is mijn deflatiehypothese en … Sartre! Sartre, herinner ik me, stelt dat iemand niet door zijn verleden kan worden bepaald, ook niet door brute feiten uit zijn verleden, omdat hij zelf verantwoordelijk is voor de betekenis die hij aan zijn verleden geeft. 'Ja, dat is makkelijk praten,' hoor ik een PTSS-slachtoffer in mijn gedachten klagen: 'de brute feiten uit mijn verleden leven in mijn hoofd een eigen leven.'

'Nee,' werpt Sartre tegen: 'je kiest ervoor om die brute feiten in je hoofd een eigen leven te laten leiden, want er is één ding waarin je niet vrij bent en dat is te stoppen met vrij zijn.'

Ik ga achterover in het gras liggen, staar naar de blauwe lucht en bedenk dat er altijd een raam voor me openstaat, hoe penibel een situatie ook is, zolang ik joie de vivre niet synoniem laat zijn met smikkelen en smullen en zolang ik de vrijheid omarm die ik heb om de brute feiten uit mijn verleden te laten voor wat ze zijn. En als dat laatste even lastig is en zwaarmoedigheid een greep naar de macht doet, dan denk ik aan Marguerite en aan … 'Ik wist dat ik je hier zou vinden. Blijf je nog even bij je vriendin of wil je koffie,' klinkt Heidi’s stem. Ik kom overeind en zie haar onder me in een straat staan, onze Stanleythermoskan in een hand. Eens te meer besef ik dat het leven zich in het heden afspeelt en dat ik er eigenlijk geen minuut van wil missen. Ik zet een paar stappen, spring van een muur, lang niet zo hoog als het kerkraam achter me, en speur naar een plek waar we onze koffie zonder croissants au chocolat kunnen drinken.


paypal.me/nikkonorte1

Blog delen? Graag!

bottom of page